VOEDSELBOS 2

We houden de weersomstandigheden scherp in de gaten. Het zou fijn zijn de schoonmaak-actie van het terrein ‘droog’ te kunnen voltooien. Ook om het maaisel te kunnen verbranden en daarin zoete aardappelen te poffen voor bij de koffie ’s-middags. ‘Yaki-imo’ heet zo’n versnapering en verwijst naar een traditie uit het pré-plastic tijdperk toen plattelanders de overgang van herfst naar winter nog ‘vierden’ met zoete aardappelen te poffen in het vuur van  bijeengeharkt tuinafval. Onze moderne stedelingen verheugen zich erop. Maar helaas. Twee dagen voor de vrijwilligersploeg zich weer meldt regent het pijpenstelen. Jammer van de ‘Yaki-imo’. We troosten ons met de gedachte dat het beter is alle troep te laten liggen als bodembedekker: remt  onkruidgroei en vormt humus voor de grond.

Een uur later dan de vorige keer gaat dezelfde club mensen weer aan de slag. Iets kleiner in aantal en met één nieuw gezicht. Opnieuw stralend weer. In het buitenfornuis knispert weer een vuurtje. Hiroe verzorgt met vriendin Fumi-san de lunch, die dit keer bestaat uit maaltijdsoep, ‘onigiri’ (rijstballen) en diverse groenten uit eigen tuin.

‘Singer-songwriter’ Haru-chan is ook weer van de partij en kan het moment niet afwachten om mij via de smartphone zijn gloednieuwe ‘Edible forest’ lied te laten horen. In het Japans. Later krijg ik de engelse vertaling. 

De dorpssirene van 15.00 uur betekent die zondag einde van de werkzaamheden. Nosaki-kuns inschatting de schoonmaakklus binnen een paar uur te klaren was gebaseerd op drogere omstandigheden. Enkele ongerepte en natte hoeken herinneren nu nog aan de wildernis van voorheen. Niettemin blikt iedereen tevreden terug op de gedane arbeid en het terrein: de omvang van het toekomstige bos is mooi zichtbaar, de groene begrenzingen contrasteren met het verdorde en geslonken maaisel, de verschillende terrasniveaus in het perceel tekenen zich weer af. 

Tijdens de koffie laten we een You Tube filmpje zien waarin Wouter van Eck, pionier en initiatiefnemer van het eerste Nederlandse voedselbos (Ketelbroek, Groesbeek), vertelt over zijn initiatief. Hiroe vertaalt en geeft toelichting. Sommigen maken aantekeningen. Ze verbazen zich over de platheid van het Nederlandse landschap en zijn vooral onder de indruk van de snelheid waarmee een uitgeputte maisakker na zeven jaar al een bos is, waaruit geoogst kan worden. In één klap is iedereen duidelijk wat ons voor ogen staat met het voedselbos. Het filmpje en gesprek erover wakkeren het enthousiasme verder aan. Voor de volgende activiteit – ruim een week later – staan mensen dan ook al weer in de rij. Eigenlijk is dat geen activiteit, maar een instructie, die – vooral de hoveniers in het gezelschap – nieuwsgierig maakt. 

Het begint te schemeren en net als iedereen op het punt staat om naar buiten te gaan om ‘kaki’ te plukken, kruisen mijn ogen die van Haru-chan. Het ‘Edible Forest’ lied!!!’ schiet me te binnen en ik sluit zijn smartphone aan op onze speakers.
Begeleid door een rammelende gitaar horen we hem zingen:

(in engelse vertaling:)
People and nature spend time together 
while digging through the rough ground
to become an edible forest
mow the grass together
The sunlight shines through the wind
The seasons begin to change
Edible Forest – Forest that grows from here
Edible Forest – A Forest connected from here.

Of het ooit ons clublied wordt valt nog te bezien, maar een daverend applaus is zijn deel. Het oogsten van de kaki is een mooie afsluiting van de dag. De oranje vruchten zijn in het schemerlicht nog net herkenbaar als kerstballen aan kale takken. Met goed gevulde manden keert iedereen huiswaarts.

Een week later, maandag 16 november. Al vroeg in de ochtend arriveert Kushi-san, specialist in grondverbetering. Hij wordt vergezeld van Kikuko-san, waarvan we dan nog moeten uitvinden of zij zijn assistente, vriendin of concubine is in verband met overnachting in ons gastenverblijf. Ze hebben er zo’n 250 kilometer opzitten. We leerden hen kennen tijdens een workshop in Okazaki, begin oktober. Kushi-san demonstreerde daar de toepassing van zijn grondverbeteringsmethode, ontwikkeld samen met een collega die er een boek over schreef.

Dankzij diepe gaten en geulen, gevuld met lokaal voorhanden organisch materiaal wordt de bacteriologische ontwikkeling in de bodem gestimuleerd evenals de groei van ondergrondse schimmelnetwerken. Allemaal essentieel voor een goeie waterhuishouding en dus de basis voor een gezond bos. De methode is al op diverse plekken in Japan met succes toegepast.

Terwijl we nog aan de ochtendthee zitten druppelen de vrijwilligers binnen. Nosaki-kun, spil van het team, had aanvankelijk twee of drie mensen gevraagd, maar uiteindelijk komen er tien. Drie hebben er zelfs een vrije dag voor genomen, waaronder Onishi-san de provincie ambtenaar en ICT-er/singer-songwriter Haru-chan. Ook de makelaar, Okaze-san, is weer van de partij.

Vòòr de middag gaan we met de bodemspecialist op veldonderzoek: omringd door de hele club doorkruist Kushi-san het terrein van boven tot onder en van links naar rechts. Op allerlei plekken duikt hij naar de grond om ondergrondse waterbewegingen of het gebrek daaraan vast te stellen. Zonder schop of ander gereedschap, puur op het oog.

Het bovenste terras grenst aan de nog hoger gelegen moestuin van onze buren. Twee jaar geleden spoelde het talud daarvan bij hevige regelval naar beneden. Met een vette overheidssubsidie gerepareerd schoof dezelfde grond dit jaar om dezelfde reden opnieuw omlaag. Een beter praktijkvoorbeeld kan Kushi-san zich niet wensen. Het is ‘water naar de zee dragen’ als de bodemstructuur niet verbetert betoogt hij met een bezwerende vinger in de richting van een nòg hoger gelegen helling, waarvan de grond eveneens verzakt. 

Op enkele plekken lopen betonnen afwateringsgoten dwars door het terrein. Die moeten er eigenlijk uit. Beton is een vloek in de grondfilosofie van Kushi-san. Niet alleen van hem. Toch blijft de Japanse politiek ‘in beton gegoten’: al meer dan een halve eeuw spekken bouwbedrijven de verkiezingskas van (lokale) politici in ruil voor opdrachten om onder meer rivieroevers, zeeweringen en berghellingen te betonneren. Wat politiek-economisch gezien een win-win situatie is, is voor natuur, bodem(leven) en landschapsschoon zonder meer verlies. Ongebreidelde asfaltering en betonnering zijn mèt bosverwaarlozing in Japan steeds vaker oorzaak van desastreuze wateroverlast en grondverschuivingen. 

Al met al is Kushi-sans diagnose betreffende ons terrein duidelijk: de grond heeft last van ‘verstopping’, is één vast geklonken massa. Remedie: zijn methode van grondverbetering .

Na de lunch schaart iedereen zich nog eens rond Kushi-san maar nu aan tafel om dieper op het herstelplan in te gaan. Op een groot vel papier schetst hij een plattegrond en dwarsdoorsnede van het terrein. Vervolgens markeert hij tal van plaatsen waar drie meter diepe gaten moeten komen, volgestouwd met boomstammen, takken en groenafval en bestrooid met bamboe-houtskool. Dat brengt lucht en leven in de bodem! Het gezelschap hangt aan zijn lippen alsof het om een spannend verhaal gaat. 

Diagnose gesteld en behandelplan gepresenteerd. We gaan voor een ‘grondige’ aanpak en laten er geen gras (meer) over groeien: vlak na nieuwjaar zal de operatie plaatsvinden.

De vaart blijft erin, hoe traag een voedselbos ook tot stand komt.

VOEDSELBOS 1

Zondagochtend 25 oktober. Tegen 9.00 uur meldt zich bij ons een groep van overwegend jonge vrijwilligers, gerecruteerd door Nosaki-kun, een geboren netwerker en organisator. Twaalf mensen gaan aan de slag met bosmaaiers, kapmessen, sikkels en snoeitangen om bijna een halve hectare te ontdoen van meters hoog woekerend onkruid, bamboe en riet. Drie ontfermen zich over de keuken om te zorgen voor een warme lunch en avondmaal. De eerste stap op de lange weg naar het realiseren van een ‘voedselbos’. Het is stralend weer, iedereen heeft er zin in. 

Nosaki-kun geeft instructies en verdeelt de groep over het terrein met onderlinge afstand om elkaar niet het gras voor de voeten weg te maaien of erger. Het terrein ligt aan de voorkant van ons huis en bestaat uit een piepkleine valei met van oorsprong terrasvormige rijstveldjes, ingeklemd tussen stijle, beboste hellingen en een hoger gelegen weg. Het geluid van zes bosmaaiers stijgt eruit op als het gezoem van een enorme zwerm bijen. Jarenlange verwaarlozing hebben het groen welig doen tieren en tot  een paradijs gemaakt voor wilde zwijnen, slangen, schildpadden, kikkers en andere dieren. Hier en daar zijn de afwateringsgeulen dichtgeslibd en waterplassen ontstaan. Twee kaki-boomjes, die zo maar ergens verloren staan zijn compleet verdwenen onder ‘kuzu’ een snelgroeiende kruip-, klim- en wurgplant, die alle andere vegetatie met z’n groene tentakels ‘inpakt’. Eenmaal uit zijn wurggreep bevrijd blijken er nog enkele vruchten aan te zitten ook. Een oude met stenen gestapelde muur wordt weer zichtbaar en verborgen afwateringen komen tevoorschijn. Na verwijdering van slib en riet begint het water weer te stromen. 

Zonder collectieve pauze werkt iedereen door tot klokslag 12.00 uur de dorpssirene loeit. Signaal voor de lunchpauze. Het middagmaal – pasta met diverse sausen en salade – is ondertussen klaargemaakt door Maïko en Kaede, bijgestaan door Hiroe en vriendin Fumi-san, hoewel die rolverdeling in de praktijk eerder omgekeerd is. 

Voor het eerst gebruiken we de ‘kudo’, een traditioneel houtgestookt fornuis, dat nu buiten maar vroeger in de keuken stond. Voor grote partijen handig om water, rijst of in dit geval spaghetti in te koken.

Als piranha’s stort het gezelschap zich op de pasta. Er wordt weinig gesproken, maar met het legen van de borden neemt de conversatie toe. Ik zit naast een ICT-er die behalve een mondkapje vrijwel continue oordopjes in en een hoedje over z’n oren draagt. Bij aanvang van het werk vroeg hij me al of ook ik naar muziek luisterde omdat ik oorbescherming droeg in de vorm van een koptelefoon. 

Klaar met het eten spreek ik hem in m’n beste Japans aan. Hij reageert vlot in het engels alsof hij op mijn aanspraak zat te wachten. Als een schooljongen die later prof voetballer wil worden vertelt hij in zijn vrije tijd ‘singer-songwriter’ te zijn èn via internet Bahasa Indonesia te studeren. Vanwaar die combinatie? Muziek blijkt zijn passie: teksten schrijven, melodieën verzinnen, uitvoeren met zijn eigen stem en gitaar, opnemen en weer afdraaien zoals vandaag tijdens het maaiwerk. Aan het eind van de werkdag laat hij me een fragment van zijn muzikale hobby horen: ik hoef mijn ogen niet te sluiten om hem in een piepklein volgepropt kamertje te zien, waarin eenzaamheid zijn metgezel is. Tijdens de koffie om 1500 uur zit hij alleen op de bank in de hal, waar de middagzon een felle lichtstreep trekt. Even later toont hij me trots een mooie foto van zijn koffiekopje, genomen precies op het moment dat die zonnestraal het porselein doorschijnt. Vlak voor het avondeten vertrouwt hij me nog zijn grootste wensdroom toe: de uitvoering van zijn in het Indonesisch geschreven lievelingssong tijdens zijn begrafenis. Ik schat zijn leeftijd op 35 jaar.

Terug naar het gezelschap, dat voldaan en met hernieuwde energie weer aan de slag gaat. Behalve Okaze-san, de makelaar, van wie we in 2017 huis en grond kochten. Hij houdt het maaiwerk voor gezien wegens rugklachten. Zijn vrijwillige betrokkenheid bij alles wat wij met het onroerend goed (willen) doen is ongekend. Het was zijn idee om het terrein onkruidvrij te maken. Die halve hectare behoort wel bij ons huis en we hebben er de vrije beschikking over, maar het staat niet op onze naam. Dat vereist namelijk een officiële registratie als ‘boer’. Een administratieve formaliteit, maar toch. De schoonmaak moet de commissie, belast met controle op gebruik van landbouwgronden, overtuigen van onze serieuze intentie te gaan ‘boeren’. 

Rond half vijf verdwijnt de zon achter een bergkam Westwaarts van het dorp. Einde werkdag. De hele klus is voor 85 procent geklaard, een enorme prestatie voor mensen waarvan het merendeel amper tuingereedschap aanraakt. Geen zucht of klacht van vermoeidheid. Vanuit de keuken lokt de geur van curry de werkploeg naar binnen. Japanners zijn gek op curries en om de smaak van het platteland kracht bij te zetten is die van vandaag gebaseerd op wilde zwijnenvlees. Voordat de goegemeente aanvalt bedanken wij hen uitdrukkelijk voor hun inzet. Aansluitend een rondje waarin iedereen zich kort voorstelt. Dan pas vernemen we wat voor bont gezelschap rond de dis verzameld zit en van hoe ver sommige mensen zijn gekomen. Studenten, diëtiste, architect, ambtenaar, ICT-er, hovenier. Het merendeel is vrijgezel, reden om Nosaki-kun naderhand eens te polsen over de motieven van deze jongelui om hun schaarse vrije tijd aan zwaar tuinwerk op te offeren. Volgens hem op de eerste plaatst om het plezier samen een – fysieke – klus te klaren, zeker met het oog op een toekomstig voedselbos. Maar het toevallig treffen van een mogelijke huwelijkskandidaat sluit hij niet uit. Zo heeft hij de indruk dat verschillende meiden een oogje hebben op de ‘knappe jonge ambtenaar’ .

Het avondmaal verloopt geanimeerder dan de lunch. Het gezelschap is wat losser en meer ontspannen. Tegen het einde doet Nosaki-kun een oproep voor deelname aan een tweede – kortere – werkdag op zondag 8 november om het karwei te voltooien. Ook staat dan de pluk van rijpe ‘kaki’ – elders op het terrein – op het programma als voorproefje van het voedselbos. Aan enthousiasme geen gebrek, maar sommigen hebben andere afspraken. ‘Mondai nai’ – geen probleem. Een oproep via face-book gaat gegarandeerd voor vervangers zorgen. 

Met een ‘doggy bag’ vol overgebleven rijst en groenten vertrekt iedereen op een enkeling na, die helpt bij het afwassen en opruimen. 

In de na-zit stellen we met Nosaki-kun vast dat het een plezierige en vruchtbare dag was. We hopen er een gunstig voorteken in te zien voor verdere plannen en acties op het gebied van ecologie en duurzaamheid.Telkens met de inzet van (jonge) vrijwilligers.

Behalve het meerjarenproject van het voedselbos staat de realisering van een ‘zonnepaviljoen’ op het programma, waarover in een volgende bijdrage meer.

BIOTOOP

Afgelopen tijd veel binnen gezeten. Niet vanwege het virus, maar wegens aanhoudende regen. Zoiets hebben we in voorgaande twee jaren niet meegemaakt. Het regenseizoen is dit jaar extreem en treft heel Japan. Op sommige locaties valt wel 100 – 200 mm per etmaal. Kyushu – in het Zuid-Westen – heeft het ’t zwaarst te verduren met overstromingen en aardverschuivingen. Meer dan 60 dodelijke slachtoffers, duizenden ontheemden, enorme materiële schade. 

Wij mogen – alweer – van geluk spreken, zitten hoog genoeg om droge voeten te houden.

Met een temperatuur van rond 28 gr.C overdag en een relatieve luchtvochtigheid van tegen de 100% is het ‘vies benauwd’. Alle tussendeuren in huis staan open en drie ventilatoren jagen de lucht rond ter verkoeling en ter voorkoming van schimmel. 

Deze huiselijke ‘lock down’ dwingt tot rust maar voelt niet als dwang. Weken lang hard in de tuin gewerkt om het onkruid de baas te worden. Aardig gelukt, maar dankzij het huidige klimaat neemt het onmiddellijk revanche. We zien het met lede ogen aan.

Werk, weer en corona verkleinen de wereld aldus tot onze tuin, ons dorp en directe omgeving. Niets spectaculairs behalve als je inzoomt op de ons omringende uitbundige flora en fauna: we hoeven niet naar een botanische of dierentuin, we zitten er al middenin. Een kleine selectie:

 

 

 

 

CORONA IN JAPAN 2

Eigenlijk gaat deze bijdrage niet over de corona-epidemie, maar over wat deze crisis aan het licht kan brengen. De onverwachte besmettingsziekte test in eerste instantie de managementkwaliteiten van regering en overheidsinstanties. Maar het legt ook onvoorziene knelpunten van het maatschappelijk systeem bloot. Wat het eerste betreft krijgt de Japanse regering een zware onvoldoende van zowel specialisten als gewone burgers. Ook in het buitenland wordt er gehakt van gemaakt. Maar daar wil ik het nu niet over hebben.

Ik focus me op de onverwachte dynamiek die de coronacrisis in het maatschappelijk leven teweegbrengt en baseer mijn bevindingen vooral op wat ik erover lees in (engelstalige) Japanse kranten.

Het uitroepen van de noodtoestand in heel Japan staat ongeveer gelijk met een ‘lock down’ in Europese landen. Met één groot verschil: geen verplichting of dwingende maatregelen, maar dringende adviezen om binnen te blijven, thuis te werken, niet te reizen, afstand te bewaren en handen vaker te wassen. De politie heeft een makkie: minder verkeer, winkeldiefstal, openbare dronkenschap, wel meer huiselijk geweld.

Wie kan werkt vanuit huis is de veronderstelling. Dat blijkt maar voor 16 procent van de werknemers op te gaan. De rest pendelt aanvankelijk nog gewoon naar kantoor of organisatie want kàn eenvoudigweg niet thuis werken. ‘Bedrijfscultuur’, bureaucratische traditie en wantrouwen tegen mensen die niet in levende lijve voor je neus staan moeten eerst overwonnen worden. Ook zitten er hier en daar nog gaten in de digitale snelweg om tele-werken mogelijk te maken.

Het gros van Japanse werknemers valt in de categorie ‘salaryman’*). Zij werken binnen een sterk hiërarchische organisatie**) met afdelingshoofden, subchefs, chefs, onderdirecteuren, directeuren, president en CEO. Collegialiteit binnen je afdeling en loyaliteit aan je baas zijn heilig. Je werkdag zit erop als de baas vertrekt. Kroegbezoek na het werk moreel verplicht ter versterking van je band met collega’s. Je bedenkt geen opdrachten, je krijgt ze. Je communiceert met andere afdelingen of met klanten per telefoon of fax. Je werkt wel op een computer, maar maakt van alles een print. Belangrijke documenten voorzie je van je ‘hanko’ een persoonlijk stempeltje in rode inkt ter grootte van een vingernagel. Je overhandigt dit document aan je afdelingshoofd of chef, die het – bij goedkeuring – van zijn ‘hanko’ voorziet. Hij brengt het vervolgens verderop in de hiërarchie tot het uiteindelijk  – voorzien van alle ‘rode nageltjes’ – bij de directeur belandt. Als zo’n ‘salaryman’ het plots zonder het hiërarchische kader van zijn kantoormoet stellen om in zijn eentje thuis te werken voelt hij zich als een hond, door zijn baas in het bos achtergelaten.
Dit lijkt een karikatuur, maar het is nog dagelijkse werkelijkheid in grote delen van het Japanse bedrijfsleven en bij overheidsinstanties. Tradities worden niet afgeschaft, nieuwe gebruiken eenvoudigweg toegevoegd. Dat maakt Japan interessant, maar soms ook achterlijk. Naast de telefoon komt de fax, met de fax blijven potlood, pen en papier, ook als de computer met randapparatuur zijn intrede doet. Uit angst voor ‘hacks’ en virussen gaan berichten, brieven en facturen per fax of post in plaats van per e-mail. Het arsenaal aan stempeltjes breidt alsmaar uit. Protocollen, wettelijke voorschriften en een jarenlang ingesleten bedrijfscultuur houden dit allemaal in stand. Over efficiëntie maakt niemand zich druk. Het duurt dan ook weken voor het percentage thuiswerkers is opgekrikt naar zo’n 70 procent. Telecom-, electronica- en computerbedrijven varen er wel bij. Een regeringscommissie onderzoekt of het wettelijk voorschrift van de ‘stempel’ – obstakel bij thuis werken – vervangen kan worden door (electronische) handtekening of paraaf, zoals in de rest van de wereld. Maar lobbyisten van de ‘hanko’-industrie bestoken de overheid met petities om de stempelplicht te handhaven en zelfs tot cultureel erfgoed te verheffen.

mijn persoonlijke ‘hanko’ met etui en stempelkussentje

Ondertussen zit de ‘salaryman’ thuis, in een (te) kleine woning, omringd door zijn gezin. De kinderen – al weken thuis – zijn van onderwijs verstoken en als zijn vrouw niet werkloos is claimt ook zij computer en plek om te tele-werken. Aan een krap bemeten ruimte is hij op kantoor wel gewend, maar geen face-to-face overleg met collega’s is vreemd. Vertrouwt de baas hem nog wel nu hij uit het zicht is? Wat moet hij doen zonder zijn aanwijzingen of opdrachten? Uit loyaliteit neigt hij zijn werkdag te verlengen met de tijd die hij normaal kwijt is aan woon-werkverkeer. Bij de zorg om gezond te blijven en de huiselijke vrede te bewaren ziet hij ook nog eens de bui hangen van economische recessie en dreigend ontslag. Om stress te voorkomen vereist het virtuele kantoorwerk een enorme mentale omschakeling. Tot zover de sombere kant van het verhaal. 

Mensen raken gewend aan werken op afstand. Van lieverlee gaat het relaxter en krijgen mensen er zelfs plezier in. Er blijft tijd over. Fijn om onder andere het wereldwijde web en het gebruik van social media eens breder te verkennen. Aan fysiek contact mogen Japanners dan misschien niet zoveel behoefte hebben***) digitaal willen ze wel met alles en iedereen in de wereld verbonden zijn.

Midden in de coronacrisis probeert de regering een dubieuze en gevoelige wetswijziging in het parlement aangenomen te krijgen. Naar de slaapverwekkende debatten daarover op TV kijkt geen hond. Maar via Youtube en discussiegroepen op social media raken zelfs mensen die normaliter niet in politiek geïnteresseerd zijn betrokken.

De ‘tactiek’ van de regering om in de luwte van de crisis een omstreden wetswijziging door te drukken blijkt een misrekening. De ‘lock down’ heeft mensen bekwaam gemaakt in het opsporen van alternatieve informatiebronnen en in het gebruik van sociale media. De oppositie, die in de minderheid is, voelt zich opeens gesteund door een buitenparlementaire menigte van maar liefst tien miljoen burgers, die hun proteststem laten horen via Twitter of Facebook. Nooit eerder vertoond.
Geschrokken van zoveel weerstand trekt de regering zijn wetswijzigingsvoorstel in.

Of deze ‘overwinning van het volk’ een boost aan blijvend politieke bewustzijn oplevert is maar de vraag. Burgers hebben in elk geval geroken aan de macht van social media als verzetswapen. Die dynamiek was onder het uitroepen van de noodtoestand door de regering niet voorzien.

*)   Kijk onder ‘salaryman’ op wikipedia.

**)  De Belgische Amélie Nothomb schreef een hilarische roman over haar ervaringen met hiërarchische        bedrijfscultuur in Japan: Amélie Nothomb, Met Angst en Beven, De Bezige Bij, 2005.

***)  Zie ‘Hitori Botchi’, 1e aflevering van de nieuwe VPRO-serie over Japan ‘Tokidoki’,  gepresenteerd door Paulien Cornelisse, uitgezonden op zondag 17 mei 2020.

CORONA IN JAPAN

Ons dorp is met spreekwoordelijke kranten dichtgeplakt. Daarmee bedoel ik niet dat we in quarantaine leven en evenmin onder een verplichte ‘lock down’. Omgeven door bergen lijkt aan deze kant alles ‘pais en vree’, aan de andere kant heb je de boze wereld. De dorpssirene loeit als altijd vijf keer per dag. Je kunt nog steeds je horloge gelijkzetten op het tijdstip van krant of post bezorging. De surveillance wagen van politie toert als gewoonlijk langs onze huizen met waarschuwingen tegen diefstal en inbraak, voorafgegaan door een herkenningsmelodie, die de perfecte vertolking is van ‘slaap gerust, wij waken over u’. En de boeren ploegen voort op hun rijstveldjes. Het sociale verkeer – voor zover aanwezig in deze kleine gemeenschap – gaat onbelemmerd zijn gang, zonder mondkapjes of anderhalve meter afstand. De corona-crisis houdt de gemoederen amper bezig. Goed, de basisschool is sinds begin maart gesloten op last van de landelijke overheid en onze maandelijkse wijkvergadering is – voor het eerst – afgezegd vanwege het corona-virus. Tegen de avond schalt soms een onverstaanbare boodschap van de gemeente door de krakende luidsprekers op het schoolplein. Niemand die ervan opkijkt of zijn oren spitst. Rust en stabiliteit van het plattelandse leven zijn als een oase van onbekommerdheid in een wereld die geteisterd wordt door ziekte, dood, angst en onzekerheden.

Mij geeft dit een vreemd gevoel van isolement, alsof je hier niet bij de wereldgemeenschap hoort.

Sugawacho met op voorgrond basisschool

We volgen het nieuws zowel landelijk als internationaal via verschillende media. Hiroe iets meer over Japan, ik nadrukkelijker over Nederland en Europa. Cijfers, statistieken, drastische maatregelen, waardering voor zorgverleners, creatieve oplossingen, lege steden, gesloten horeca, theaters en musea, thuiswerken en on-line lessen, eenzame ouderen, angstige werknemers en gedupeerde ondernemers, steunmiljarden, solidariteit of gebrek eraan, kortom een wereld op z’n kop. We lezen het en kijken ernaar, maar maken er geen deel van uit. Nogmaals, een vreemde ervaring.

En Japan? Het valt me op dat Japan relatief weinig in buitenlandse berichtgeving voorkomt. Belangrijkste reden daarvoor zijn wellicht de – nog steeds – tamelijk gunstige cijfers over de omvang van de corona crisis. ‘Officiële’ cijfers wel te verstaan.

Vanaf 5 maart moeten alle mensen komend uit China en Z. Korea twee weken in quarantaine, een maatregel die volgt precies een dag nadat de Chinese President Xi Jinping zijn staatsbezoek aan Japan afzegt wegens de corona-crisis. Nog in januari en februari, toen de crisis in Wuhan op zijn dieptepunt was, lokte de Japanse overheid met videoboodschappen Chinese toeristen naar Hokkaido. Jaarlijks vindt daar het spectaculaire sneeuwsculpturen festival plaats, vooral populair bij Chinezen. De promotie mist zijn effect niet: één miljoen Chinezen strijken er neer en de eerste grote besmettingshaard in Japan is een feit. De overheid op dit Noordelijkste eiland van de archipel wacht niet op instructies van ‘Tokyo’, maar neemt drastische maatregelen: lock down, testen, naspeuring van contacten en isoleren. Op 19 maart heft de Gouverneur die noodtoestand weer op, maar inmiddels dient zich daar een tweede besmettingsgolf aan.

Sneeuwsculptuur festival Hokkaido

Het lijkt alsof in Japan verspreiding van het covid-19 virus pas echt begint ná 24 maart. Op die dag zet het Olypisch Comité een streep door de zomerspelen 2020 in Tokyo. Prompt kondigt de gouverneur van Tokyo een mogelijke ‘lock down’ aan vanwege een verwachte plotselinge toename van corona-besmettingen. Ook pas vanaf dat moment publiceert de overheid aantallen besmettingen, I.C.-opnames en sterfgevallen. Maar critici zetten vraagtekens bij de betrouwbaarheid van die cijfers. Er werd en wordt nog nauwelijks getest. 

De Japanse regering met premier Abe voorop blinkt bepaald niet uit in crisismanagement. Met zijn focus op economie (‘Abenomics’), bedrijfsleven, toeristensector en Olympische Spelen zijn Abe en de LDP de gewone Japanse burger compleet uit het oog verloren. Niet een blog, maar een boek valt er te schrijven over het Abe-regiem, met zijn miskleunen, intriges en talloze corruptieschandalen.

Japan komt er inderdaad nog goed van af in vergelijking met buurlanden China, Z.Korea en Rusland of met Europa en de V.S.. (officiële cijfers van 3 mei: op een bevolking van 126 miljoen: 14898 besmettingen (positief getest), 321 op intensive care, 487 overleden en 4550 genezen.) Die aantallen nemen wel toe met name in bevolkingscentra als Tokyo, Osaka, Nagoya en Fukuoka. 

Het scheelt dat Japanners altijd al snel mondkapjes dragen en alles desinfecteren. Handen schudden en zoenen doen ze traditioneel al niet – ze buigen discreet – waardoor ze vanzelf al een beetje afstand houden. Een voordeel dat weer wegvalt tegen de miljoenen opeengepakte reizigers die elke dag van, naar en door dichte bevolkingscentra reizen.

En als het om een belangrijke risicogroep gaat – ouderen – zouden daar klappen moeten vallen want Japan kent de grootste senioren populatie van de hele wereld. Toch sneuvelen er relatief weinig van. Ze blijken ook nog eens de meest krasse oudjes ter wereld en de minste met obesitas.

Eind februari worden alle scholen gesloten en op 16 april kondigt premier Abe de noodtoestand af voor het hele land. Dit geeft provinciebestuurders gelegenheid maatregelen te treffen. Die lijken grotendeels op wat elders in de wereld al weken praktijk is. Met dit verschil dat ze niemand verplichten. Mensen, bedrijven en organisatie worden geadviseerd om richtlijnen te volgen. En dat werkt. Mensen voelen zich verantwoordelijk. Wie het aan verantwoordelijkheid ontbreekt wordt publiekelijk aan de schandpaal genageld. Zo riepen onlangs een paar gok-automatenhallen in Osaka deze naming and shaming over zich af toen ze tòch hun deuren openden.

Vanaf februari al smeken medici en andere specialisten om testmateriaal en beschermende kleding. Maar de overheid reageert niet. Zij volgt – gesteund door een commissie van deskundigen – de zogenaamde ‘cluster-strategie’: alleen besmettingshaarden en naspeurbare contacten daaromheen worden getest. Bij een gering aantal is dat te doen, maar nu de epidemie sneller om zich heen grijpt, zoals in Tokyo en Osaka, werkt die strategie niet. Kranten berichten over zieke mensen, die om een test verzochten maar deze niet kregen en vervolgens zijn overleden. Het aantal alleenwonenden dat in eenzaamheid sterft – al dan niet aan de gevolgen van het covid-19 virus –  neemt volgens de politie opvallend toe. Zij tellen niet mee in de officiële overheidsstatistieken van de epidemie.

Nog ver vòòr premier Abe de noodtoestand uitroept kondigt hij aan op elk adres in Japan van overheidswege twee mondkapjes te bezorgen. Twee, ongeacht of het om een 1, 2, 3, of meer persoons huishouden gaat. De maatregel wordt met hilariteit en hoon ontvangen. Vooral nadat de eerste partij – bestemd voor een kraamkliniek – retour afzender gaat vanwege vuil en insecten die erin aangetroffen worden. Ook de aanbesteding van deze miljoenen order roept vragen op. Onder de vijf leveranciers blijken twee dubieuze firma’s te zitten. Wegens vermoeden van cliëntelisme heet het in de volksmond al gauw ‘Abenomasks’.

Economisch hakt de corona-crisis er flink in. De Japanse economie stond er al beroerd voor. Lonen van de werknemers zijn al acht jaar bevroren, terwijl de BTW in diezelfde periode omhoog ging van 5 naar 10 % !. ‘Abenomics’. Nu de horeca en tal van bedrijven gesloten zijn dreigen ze met bosjes om te vallen. 

De werkloosheid stijgt enorm en naar rato ook het aantal daklozen en zelfmoorden. De regering kondigt steunmaatregelen aan voor het bedrijfsleven, het grote bedrijfsleven wel te verstaan. Voor de ontelbare kleine ondernemingen – die eigenlijk van vitaal belang zijn voor de Japanse economie zoals de crisis van 2008 liet zien – is er vooralsnog geen vangnet. Onder druk van de oppositie komt de regering met een plan voor eenmalige financiële ondersteuning van burgers. Eindeloos gesteggel over de vraag of het enkel 300.000 Yen voor crepeergevallen moet zijn of 100.000 Yen voor iedere ingezetene van Japan. Het wordt dat laatste omdat dit administratief het snelst (!) werkt. Provinciale ambtenaren buigen zich nu over een administratieve procedure waarlangs de uitkeringen verstrekt worden. Cynici zien in het optuigen van die tijdrovende bureaucratie eerder slachtoffers van de honger vallen dan van het gevreesde virus.

 Je verwacht in Japan, land van electronica, robotica en high tech, dat onderwijs on line wordt voortgezet, zoals dat elders in de wereld gebeurt. Kinderen en studenten zitten al ruim een maand thuis en krijgen in het gunstigste geval ‘huiswerk’ thuisbezorgd. De digitale infrastructuur heeft pen en papier kennelijk nog niet ingehaald, reden ook waarom het door de regering aanbevolen thuis werken in veel gevallen eenvoudigweg niet kan.

We zitten nu in de ‘Golden Week’, een week waarin vier landelijke feestdagen*) vallen; iedereen heeft vakantie. Traditioneel gaan mensen in deze week op reis: naar het buitenland, naar het ouderlijk huis of naar een resort. Dit jaar blijven mensen thuis op advies van de overheid. De toeristenindustrie, een belangrijke peiler onder de ‘Abenomics’ is ingestort: lege steden, hotels, tempelcomplexen en andere hotspots.

Ik vraag me af of de corona-crisis een ramp is bovenop die van een inadequate regering of andersom. Wat zal de toekomst brengen? Een ding is zeker: zelfs Sugawacho zal ooit uit zijn vredige slaap ontwaken.

*) 29 april: geboortedag van Hirohito, de grootvader van de huidige keizer; 3 mei : dag van de Grondwet (1947);          4 mei : dag van de planten liefhebberij; 5 mei : jongetjesdag.