WILD VOORJAAR

De opening van A.UN.HAUS afgelopen zaterdag 17 april. Met een zestal vrijwilligers tot in de puntjes voorbereid. We rekenen op zo’n 100 gasten. Ongeveer eenderde daarvan is donateur van Otentosan, een stichting die zich inzet voor zonne-energie en dat financieel ondersteunt. Maar helaas, corona gooit roet in het eten.
De explosieve stijging van het aantal besmettingen in Osaka en Nara dwingt ons het evenement af te blazen. Ruim een week na de uitnodiging vindt iedereen een afzegging in de (digitale) brievenbus . Mensen reageren met begrip en sympathie. Buren halen zelfs opgelucht adem en ook wijzelf zijn eerder gerust dan teleurgesteld.
Was het feestje niet door corona in het water gevallen, dan wel door het slechte weer: het plensde de godganse dag.
We prikken geen nieuwe openingsdatum. Uitnodigingstekst en -kaart, met een getekende impressie van zonnepaviljoen en A.UN.HAUS, schetsen een beeld van onze locatie en ambities. Daar houden we het voorlopig bij.

A.UN.HAUS met zonnepaviljoen (penseeltekening H.Okubo)

Verder raakt het oprukkende virus ons dagelijkse leven nauwelijks. We volgen het nieuws erover en blijven weg uit risicogebieden. Kijken niet eens uit naar de vaccinatie, die afgelopen week van start ging onder 65 plussers in grootstedelijke gebieden.

Liever genieten we van het voorjaar: met zijn uitbundige bloesems van kersen, magnolia’s, perziken, azalea’s en vele andere. Dit jaar allemaal tegelijkertijd met zelfs camelia’s nog in winterbloei. Alles vroeger dan anders en van kortere duur. Ontluikend groen, terugkerende zwaluwen, witte reigers, zangvogels, kikkers die tekeer gaan en boeren die hun rijstveldjes voorbereiden. Levendigheid en bedrijvigheid alom. Wie maalt dan nog om een virus?

Plattelanders hier putten na de winter energie uit jonge scheuten, ontkiemende planten en uitbottende bomen. De oudere generatie althans. Voor zover hun vitaliteit het toelaat scharrelen ze in bossen en bermen om in het vroege voorjaar scheuten van hoefblad en ‘heermoes’ of ‘paardenstaart’ *) te verzamelen; het gaat hen niet alleen om de vitamines, mineralen of geneeskrachtige werking ervan, maar ook om de pure levenskracht waarmee al dat jonge spul elk jaar weer tevoorschijn komt.

hoefblad scheut (fuki no tou)

heermoes ( tsukushi)

De Japanse natuur biedt sowieso een rijkdom aan eetbare wilde planten, vruchten, bloemen, bladeren, knollen en wortels. Mensen benutten die voedselbron hier meer dan elders in de wereld. Groenteboeren en supermarkten richten er zelfs speciale hoekjes voor in. Vóór de kernramp in Fukushima haalden bewoners er maar liefst 40% van hun voedsel direct uit de wilde natuur!  

Interesse in wat de natuur aan eetbaars te bieden heeft is ook Hiroe niet vreemd. In Nederland al stonden gerechten met brandnetels, klitwortel en pis-en-lit op tafel. En niet te vergeten de ‘warabi’, een bepaalde varenscheut, die qua smaak niet voor asperges onder doet. We kenden alle vindplaatsen in de Brabantse bossen. Haar interesse in de ‘wilde keuken’ sluit in Japan dan ook mooi aan bij de gewoonte voedsel in de vrije natuur te vergaren. Elk seizoen met zijn eigen voortbrengselen. Rondom ons huis valt al van alles te oogsten: behalve hoefblad en heermoes, kogomi (varenscheuten), kraaienpeulen, kakiblaadjes en Japanse bijvoet oftewel yomogi**). Verder een variant van de beruchte Japanse duizendknoop: in Nederland gehaat om zijn woekering, hier geliefd om de ‘rabarber’ of jam van de jonge stengels. Een perfecte opmaat naar het voedselbos.

Japanse duizendknoop en kraaienpeulen

kraaienpeulen

Zo tovert Hiroe weer met voorhanden ingrediënten het ‘wilde voorjaar’ op tafel: frisse salades, geblancheerde of gefrituurde groenten (tempura). Terwijl de peulen in eigen moestuin nog in bloei staan eten we al ‘kraaienpeulen’ uit de berm. Hoe heilzaam het allemaal is weet ik niet, maar het geeft wel een lekkere kick.

En dan de ‘take no ko’ oftewel bamboescheuten: als raketkoppen schieten ze op dit moment uit de grond. We gingen ze onlangs op uitnodiging van Nosaki-kun steken op een berghelling in een naburig dorp. Gewapend met schoppen, pikhouweel en kapmessen verzamelden we ons met een 5-tal andere vroege vogels aan de rand van het bamboebos. In het felle ochtendlicht vallen de scheuten niet meteen op. Soms is het maar een klein puntje dat boven de grond uitsteekt. Eerst rondom uitgraven en dan zo diep mogelijk steken. Tussen stenen en boomwortels vaak lastig de jonge bamboe zo gaaf mogelijk van zijn wortels te scheiden. Uiteindelijk vertrekt iedereen met flinke oogst.

Thuis worden de scheuten meteen verwerkt, dat wil zeggen gewassen en nagenoeg in z’n geheel gekookt in ‘nuka’ (restant van gepelde rijst).  Afgekoeld vormt het botergele bamboevlees dat zacht van smaak is een heerlijke basis voor salades, rijstgerechten, soepen en pastasaus. Het staat nu vrijwel dagelijks in een of andere vorm op ons menu. Tegen de tijd dat het gaat vervelen is het seizoen voorbij.

De bodem van onze oude boomgaard is bezaaid met ‘kogomi’, volgroeid een prachtige varen. ’s-Winters verdwijnt hij compleet om eind maart begin april weer tevoorschijn te komen. Hun jonge scheuten zijn een lekkernij. Nog opgerold en net ontsproten aan de stam worden ze geplukt. Gasten die komen lunchen mogen zelf de ‘krullen’ vergaren, die ze even later aan tafel weer voorgeschoteld krijgen.

kogomi

kogomi plukken

div. wilde ingrediënten

tempura van kogomi en kakiblaadjes

Aandacht voor eten en alles wat daarom heen zit is zeer Japans. Er zit nog veel kennis van eetbare en heilzame wilde planten onder oudere mensen. Net nu die op het punt staat verloren te gaan zorgt de coronapandemie voor een hernieuwde belangstelling onder jongeren voor de natuur en zijn producten. Geen massale trek naar het platteland, maar wel een trend in herwaardering van buitenleven en natuurlijke voeding. Ideaal voor ons voedselbos.

*) hoefblad: ‘fuki no tou’ (petasites japonicus), resp.heermoes: ‘tsukushi’ (equisetum)
**) Jap. bijvoet:  ‘yomogi’ (artemisia princeps)