We wonen nu bijna een half jaar in Japan. Over leven op het platteland en in een dorpsgemeenschap hadden we ons tevoren niet al te druk gemaakt. Hiroe legt makkelijk contacten en ik weet me – als taalarme buitenlander – genoeg aan te passen. Op het juiste moment het juiste Japanse woord of zinnetje en het ijs is gebroken. Tot nu toe hebben we dan ook weinig moeite met het leren kennen van mensen uit de omgeving. Ze zijn open, eerder nieuwsgierig dan wantrouwig en een eerste kennismaking kan meteen al de intensiteit van een langdurig contact hebben. Via de een leren we weer een ander en zo vertakt zich het netwerk.
Op deze manier hebben we onder andere Kurumaï-san (75) leren kennen. Hij woont in een naburig dorp, verbouwt zijn eigen groenten en is jager. Ooit heeft Hiroe samen met hem een wild zwijn gevild, geslacht en de hammen ervan gerookt. Afgelopen september zitten we bij Kurumaï-san in de tuin aan tafel voor een etentje samen met drie vrienden van hem. Allemaal van ongeveer dezelfde leeftijd en op één na afkomstig uit het naastgelegen dorp. Mooie koppen, gehard door werk, getekend door levenservaring, rood van de alcohol. Zware, doorrookte stemmen. Eén van hen heet Wada-san. Lang gewerkt voor de Shinkansen, de hogesnelheidstreinen die door heel Japan razen. Opgeklommen tot de subtop van het bedrijf maar nooit de baas geworden. Sociaal meer getalenteerd dan diplomatiek werd hij er altijd op uitgestuurd om verontschuldigingen en financiële compensatie aan te bieden aan slachtoffers of nabestaanden van bedrijfsongevallen. Hij vertelt zijn verhalen alsof ze gisteren zijn gebeurd. Televisie verbleekt erbij.
Wada-san is dan ook een geboren acteur: op enige afstand van de tafel dist hij zwaaiend met armen en benen het ene na het andere verhaal op, allemaal ‘uit het leven gegrepen’. Zijn dophoedje danst daarbij op zijn kalende hoofd en zijn bril glijdt voortdurend naar het puntje van zijn neus. Geregeld priemt hij bezwerend een vinger in onze richting om ons van ernst of absurditeit te overtuigen. De inhoud ontgaat mij vrijwel compleet, maar ik vermaak me best met zijn show. Aan eten komen we amper toe, aan drinken des te meer. Gelukkig onderbreekt hij zijn ‘eenakters’ geregeld om ook anderen het woord te laten of onze eetstokjes in de ‘nabe’ te steken en naar schildpad of groente te vissen.
Als onze motivatie om in het buitengebied van Nara te gaan wonen ter sprake komt spitst hij zijn oren. Met de nodige zelfspot bekent Wada-san dat hij naar zijn geboortedorp terugkeerde nadat zijn carrière bij de Shinkansen stokte. Hij had het niet echt ‘gemaakt’ in Osaka, symboolstad voor succesvolle carrières. In plaats van ‘schuilplaats voor loosers’ zien wij in het platteland een schatkamer vol mogelijkheden. Het maakt hem nieuwsgierig. Bij het vertrek vraagt Wada-san ons telefoonnummer, want hij wil graag eens op bezoek komen.
De volgende dag staat hij al op de stoep. Het telefoonnummer was door gemorst bier onleesbaar geworden. Hij komt terug op onze verhuizing naar het platteland. Dat heeft indruk op hem gemaakt, vertelt hij. Dat we willen bijdragen aan de leefbaarheid ervan en ons actief willen inzetten om het buitengebied aantrekkelijk te houden of maken voor jonge mensen is hem uit het hart gegrepen. Hij dringt erop aan hem thuis te bezoeken, zich bij voorbaat verontschuldigend voor zijn oude en krakkemikkige onderkomen. We beloven het. Als hij vertrekt begeleiden we hem tot bij zijn auto, waar hij ons nog gauw een pakket noedels toestopt.
Een week geleden – zaterdag – staat Wada-san weer voor de deur, nu met kaki-vruchten uit Yoshino. Vrolijk en wel. De tijd tussen het vorige en dit bezoek lijkt niet meer dan een adempauze in de verhalenstroom, die onmiddellijk op gang komt zo gauw hij een voet over de drempel zet. We verontschuldigen ons dat we nog geen tegenbezoek hebben gebracht en spreken onmiddellijk af voor de volgende dag, zondag dus.
Yagyu, zijn woonplaats, ligt op 20 minuten rijden van ons huis en valt net als Sugawacho onder Nara-stad. Het dorp genoot ooit landelijke bekendheid vanwege een TV-serie die er werd opgenomen over een machtige landlord en zijn familie. Van de hordes toeristen, die vlak daarna het dorp overspoelden is niets meer over. Te veel en te grote parkeerterreinen liggen er nu verlaten en verwaarloosd bij. Een groot schoolgebouw heeft jaren geleden definitief zijn deuren gesloten. Plattegronden met bezienswaardigheden zijn verbleekt. Te veel achterstallig onderhoud, te weinig leven. Het mooie dorp heeft zijn glans verloren.
Wada-san woont tegenover het park waar de landlord zijn kasteel had en waarvan niet meer dan fundamenten resten. Zijn hond en bewakingscamera hebben ons gespot dus komt hij ons tegemoet gelopen. Voeten in V-stand, als het loopje van Charlie Chaplin, alleen minder snel.
Na een rondje park met vuurrode esdoorns in herfsttooi wandelen we naar beneden om in een shabby restaurantje de lunch te gebruiken. Mevrouw Wada kookt er als vrijwilligster. Een opgewekte man in een blouse van schotse ruit en met hoofddoekje bedient. Wada-san stelt hem uitdrukkelijk aan ons voor. Hiroe ontvangt zijn visitekaartje dat te klein is voor alle functies die hij bekleedt. Eén ervan is adviseur van de gemeente voor toeristische evenementen, maar hij lijkt meer een opbouwwerker die bewoners helpt het platteland leefbaar te houden. In elk geval weet hij veel over de streek en we spreken af elkaar nog eens te treffen.
We kunnen dan niet bevroeden hoe snel en onder welke omstandigheden dat zal zijn. Wada-san leidt ons die middag rond door de buurt waar hij woont. Daarbij ontmoeten Michiko een vriendin van Wada-san, die – kwa expressie – zijn zus kon zijn. Grappige vrouw, klein van stuk en groot van hart, geen blad voor de mond.
Thuis laat hij ons nog een 20 jaar oude video zien over Nederland, gemaakt door een bekende Japanse journalist. Kinderdijk, Leiden, Afsluitdijk, tulpen en Rembrandt van Rhijn in het Rijksmuseum dat nog niet gerestaureerd was.Tegen vieren vertrekken we met de belofte elkaar vaker te bezoeken. Wanneer we op woensdagavond weer eens bij Kurumaï-san aan tafel zitten vertellen we over de voorbije zondagmiddag. Hoe plezierig het was en hoezeer ook Wada-san begaan is met de vitaliteit van zijn dorp.
Vrijdagavond. We zijn net klaar met het avondeten als Kurumaï-san belt: Wada-san is dood. Donderdagochtend. Hartstilstand. Niet te geloven. Kurumaï-san vraagt of we met hem en een van de vrienden die we eerder ontmoetten naar Wada-sans huis komen. We spreken af op de parkeerplaats achter zijn huis om samen binnen te gaan. Ik heb nooit eerder een rouwbezoek afgelegd in Japan, weet niet wat te zeggen of te doen. Ken zijn vrouw amper. Gevieren betreden we het huis en worden in de entree begroet door mevrouw Wada en – tot mijn verrassing – door de ‘opbouwwerker’ en Michiko. De onverwachte aanwezigheid van die laatste twee brengt me lichtelijk in verwarring. Er zijn geen familieleden. Ook geen ernstige of bedroefde gezichten, enkel uitingen van verbazing en ongeloof over het plotse overlijden. Via de keuken brengen ze ons naar een hel verlichte tatamikamer ernaast. Wierookgeur walmt me tegemoet. Wada-san ligt midden in de kamer opgebaard op een futon op de grond. Zijn lichaam is tot zijn hoofd bedekt met een felkleurige plaid en zijn hoofd ligt tussen twee met witte stof overtrokken steunen. Zijn gezicht is afgedekt met een kanten doekje, dat door Michiko eerbiedig wordt weggenomen.
Vredig gezicht zo zonder bril en zonder mimiek. We zitten rondom hem op onze knieën en praten hardop alsof Wada-san zelf nu even zijn mond houdt. Het is vooral Michiko die vertelt over de omstandigheden van zijn overlijden. Na een kwartiertje verhuizen we naar de keuken en scharen ons rond de tafel vol etenswaar en blikjes bier. Er heerst alles behalve een ingetogen stemming. Mevrouw Wada vertelt hoe zij haar man dood aangetroffen heeft, dat er nog een poging tot reanimatie is gedaan door een arts en dat ze bezoek kreeg van vijf politieagenten/rechercheurs, die uitgebreid onderzoek deden in haar huis en haar urenlang ondervroegen.
We doen ons tegoed aan het bier en de snacks. De stemming wordt alsmaar vrolijker. Terwijl mevrouw Wada met nieuwe bezoekers bij haar opgebaarde man verblijft, nemen Michiko en ‘de opbouwwerker’ de honneurs van de gastvrouw waar. In geuren en kleuren vertelt Michiko over de drinkgelagen samen met Wada-san en zijn vrouw, wijzend op een indrukwekkende collectie lege Whiskydozen op schappen langs de keukenwand. Er wordt over van alles gepraat en vrolijk gelachen, je zou haast de aanleiding voor dit gezellige samenzijn vergeten. Op een gegeven moment gaat het over ‘geesten’ en vertelt Michiko dat haar man ooit ’s-nachts een geestesverschijning had waarna hun huis heen en weer bewoog. Ze onderstreept haar woorden met handgebaren.
Tegen tienen stappen we op. We knielen nog even bij Wada-san ten afscheid en vertrekken.
Later hoor ik dat deze manier van afscheid nemen van een overledene niet uitzonderlijk is. Er is zelfs een woord voor: ’tsuya’ (de hele nacht door). Vóór de familie nemen vrienden afscheid en dat doen ze in de ruimte naast die waar de overledene ligt. Luidruchtig, vrolijk en vooral de draak stekend met de dood of zijn geesten. Dat alles onder het genot van lekker eten en veel drank.
Wada-san is niet meer. Het nóg stiller geworden in zijn dorp.