MEMENTO MORI

Omdat onze woonomgeving al een permanent vakantiegevoel geeft trekken we er nauwelijks op uit. Als we al eens voor een of meer nachten van huis gaan proberen we dat plezier ook nog met ‘iets nuttigs’ te combineren. Zondag 19 september. Surfend op de digitale golven blijken ryōkans en hotels tot onze verbazing overal volgeboekt. Dus vertrekken we maandag de 20ste in de veronderstelling op zo’n doordeweekse dag wel een slaapplek op de bonnefooi te vinden. 

Het ‘nuttige’ is in dit geval het Forest River-project in Asuka: een initiatief om verwaarloosde bossen op berghellingen te verbeteren. Volwassen vrijwilligers en (hun) kinderen plegen dit onderhoud door een combinatie van actieve recreatie en educatie. Dat laatste is de uitdrukkelijke bedoeling van de initiatiefnemer, meneer Morikawa, een gepensioneerde leraar. Zelf geboren en getogen in een bergdorp dat onder Asuka valt gaat hem de kwijnende natuur zeer aan het hart. 

Zijn vader, een kamikazepiloot die de oorlog overleefde, was een man van aanzien. Als oudste zoon is Morikawa-san voorbestemd zijn vader als hoofd van de familie op te volgen. Omdat hij echter – tegen zijn ouders wil in – de liefde van zijn hart volgt verliest hij die positie aan zijn jongere broer en vertrekt naar elders. Een jarenlange breuk houdt hem weg van familie en geboortedorp.
Als het contact herstelt bewoont zijn broer inmiddels het ouderlijk huis en bekleedt het ambt van burgemeester. Met lede ogen ziet Morikawa-san hoe de natuurlijke erfenis van zijn vader, de bossen, er ondertussen bij staat en besluit er iets aan te doen. Maar ook die natuurliefde wordt door zijn gezag dragende broertje maar lauw ontvangen. Ondanks deze scepsis zet hij door. Stapje voor stapje krijgt het bosonderhoud vorm en uiteindelijk weet hij zelfs de burgemeester voor zijn project te winnen. Forest River, is een vertaling van Morikawa1, de familienaam. Bos èn ouderlijk huis worden – letterlijk en figuurlijk – door een snel stromend riviertje met elkaar verbonden.

Na WO II vindt in heel Japan massaal herbebossing van kale hellingen plaats ten behoeve van de houtproductie. Dicht op elkaar geplant schieten zo overal productiebossen uit de grond van één, hooguit twee soorten naaldbomen: sugi en hinoki. Snelgroeiende kaarsrechte stammen, prima voor de bouw. Bosbouwer is dan nog een zwaar, maar gerespecteerd beroep en bosbouw een bloeiende bedrijfstak. De cyclus van beplanting, onderhoud en rooien houdt de bossen relatief gezond, ondanks de monocultuur. Het ecosysteem is wel armer dan van een gemengd bos, maar gaat niet verloren. Wilde dieren vinden er nog steeds voedsel, de grond houdt water vast en spoelt niet van de hellingen. In de jaren ’90 komt de klad erin. Japan haalt goedkoop hout uit Canada, de inlandse houthandel stort in. Bevolkingskrimp op het platteland en een groeiende minachting voor lichamelijk en ‘vies’ werk, doen daar een schepje bovenop. Er wordt niet meer naar de bossen omgekeken. Te dicht op elkaar geplant beconcurreren bomen elkaar sindsdien op groeiruimte en zonlicht. Gevolg: bossen zijn verworden tot een unheimisch duister oord waarin ijle, kale stammetjes ergens in de hoogte een onzichtbaar ‘dak’ dragen. Geen onderbegroeiing meer. Door zo’n bos zie je de bomen niet meer en vice versa.

Morikawa-san heeft dus een missie: met weinig of geen geld de bossen zien te redden, niet alleen nu en die van de familie, maar ook in de toekomst en elders. Vandaar de combinatie van ouders met kinderen. 

Tijdens zijn bezoek aan ons – enkele weken geleden – toont hij foto’s van zijn project uit de afgelopen 8 jaren. We zien hoe kinderen samen met (hun) ouders helpen bij het uitdunnen van verdicht bos. Op een verrassend slimme, oeroude methode. Bomen, die eruit moeten worden ter plekke zo ver mogelijk van hun bast ontdaan waarna de stam uitdroogt en de boom sterft. Pas dan wordt hij omgezaagd. Het waterverlies brengt het gewicht enorme omlaag, zodat de afgezaagde stam met mankracht versleept kan worden. Koppie, koppie.

Terug naar Asuka. We treffen Morikawa-san ’s-ochtends om 10 uur bij het dorpshuis. Hij wil ons een workshop van zijn Forest River project laten bijwonen. Net buiten het dorp op een schaduwrijke plek aan de bosrand heeft zich een groep van 16 kinderen in de leeftijd van 4 – 8  jaar en ongeveer evenveel ouders/begeleiders verzameld. Ze komen soms van ver buiten het Asuka. De entourage heeft iets van een ‘open lucht schooltje’: rekken met kinderboeken over planten en dieren, werktafeltjes, prikborden. Tussen een paar bomen zijn touwen gespannen waar kinderen zich klimmend en balancerend kunnen uitleven.

Volgens Morikawa-san zijn het allemaal kinderen met leer- en/of gedragsmoeilijkheden, iets dat mijn lekenoog ontgaat. Vandaar waarschijnlijk de bijna één-op-één begeleiding. En waarom ook geen natuureducatie met ’n therapeutisch tintje? Hoe dan ook, de kinderen luisteren behoorlijk gedisciplineerd naar de ‘juffen voor de klas’. De eerste vertelt een sprookje dat zich – natuurlijk – in een bos afspeelt, de tweede legt de groeikracht van bamboe uit en wat je er zo al van kunt maken. Een foto van bamboe die – dwars door de vloer – een keuken binnendringt maakt grote indruk. Op het half uurtje ‘theorie’ volgt de praktijk: van gedroogde bamboe maken de kinderen bezems, spatels of speelgoed. Met bewonderenswaardige toewijding van hun begeleiders leren zelfs de kleinste ukken messen, zagen en tangen hanteren. Alles verloopt in een gemoedelijke sfeer en het team vrijwilligers lijkt te varen op een vertrouwd kompas. Morikawa-san bemoeit zich nergens mee en houdt zich op de achtergrond. 

Terwijl de kinderen verder knutselen neemt hij ons mee naar zijn ouderlijk nest, een groot traditioneel huis met ommuurde tuin en indrukwekkende, gesloten poort. Hij meldt zich via de intercom en wacht keurig op een welkom van zijn schoonzus. We vangen een glimp op van het interieur, waar de tijd stil is blijven staan ondanks de complete herbouw van het huis zo’n 10 jaar geleden. Door een poortje aan de achterzijde komen we bij het riviertje, waarvan het heldere, maar snel stromende water een diepe geul in het gesteente heeft geslepen. Erboven welft een bladerdak. Morikawa-san wijst op een stenen trapje dat naar de plek leidt waar zijn moeder nog de was deed.

Dan gaan we naar het ‘zieke’ bos. Vanaf de weg erlangs is al te zien hoe erg ‘de patiënt’ eraan toe is: stammen als lucifershoutjes, grijs, grauw en donker. Morikawa-san pikt er een boom uit om ons de eerste stap van zijn ‘rooi-methode’ te leren. Beneden aan de stam snijdt hij de bast rondom door en maakt met een spatel een stukje ervan los. Vervolgens trekt hij van onderaf het reepje zo ver mogelijk in één lange strook van de stam. Dan is het aan ons om de boom verder te villen, een karweitje dat na de lunch de kinderen wacht.

Met de kinderen – zo vertelt Morikawa-san – houdt hij vòòr de dodelijke ingreep een kort ritueel ter verontschuldiging aan de goden waarvan elke boom een manifestatie is. Een oud gebruik dat met de verwaarlozing van de bossen teloor is gegaan.
Rond het middaguur nemen we afscheid van Morikawa-san en zijn Forest River-project.

Even buiten het dorp zien we enorm veel mensen langs velden en boshellingen wandelen. Op de heenweg was ons de ongewone drukte op wegen ook al opgevallen. Dan realiseren we ons dat deze maandag wel eens een vrije dag zou kunnen zijn. En inderdaad, in de agenda staat op 20 september ‘keirō no hi’, ‘dag van respect voor de bejaarden’ 2.. Wij rekenen ons nog volop tot de categorie die dat respect moet betuigen. Na de lunch voegen we ons bij de menigte dagjesmensen dat de Ishibutai tumulus bezoekt: een indrukwekkende grafheuvel uit de 6e eeuw en dé trekpleister van Asuka.

Een kolossaal hunebed op een heuvel, waaronder zich een grafkamer bevindt. We gaan er binnen en ik mijmer: ‘geen betere plek dan deze en geen betere dag dan vandaag voor een memento mori ‘ : ’denk aan je sterfelijkheid’ of in mijn eigen hybride vertaling : ’denk aan de bossen’.
Vóór de files zijn we weer thuis, verzekerd van een heerlijk en vertrouwd bed.

1. mori = bos(sen), kawa = rivier(en)
2.  In 1966 werd ‘bejaardendag’ een nationale vrije dag. De Japanse regering schonk een zilveren herdenkingsbeker aan Japanners die 100 jaar werden. Dat waren er toen 153. Omdat het aantal fors toenam werd in 2009 de beker verkleind om kosten te besparen. In 2014 ontvingen 29.357 nog een zilveren bekertje. In 2017 kregen 32.097 100-jarigen (27.461 vrouwen en 4.636 mannen) slechts een felicitatiebrief met een goedkoop – verzilverd – souvenirbekertje, dat een besparing van $ 1 miljoen opleverde. Of dit vrijkomende bedrag sindsdien in ‘zorg’ wordt gestoken is voor ons en elke kritische burger nog de vraag.