Op excursie bij de usho, een meester die aalscholvers fokt en traint voor de visserij. We pauzeren in zijn prieeltje langs de Nagara rivier. Aan de overkant de Kinkaberg. Bovenop torent het kasteel van de roemruchte Nobunaga clan. Maar de gids die ons al een hele ochtend over historische hoogtepunten van Gifu-stad vertelt wijst naar mijn zitplaats en zegt: ‘precies daar zat ooit Charlie Chaplin! ’Waaahhhh!!’ gaat het door de groep alsof het bankje bij toverslag van kwaliteit verandert. Japanners verbinden zich graag met beroemdheden en plekken die deze bezochten. Al eerder die ochtend hadden we zo’n ‘ontmoeting’ in de Myoshoji tempel. Daar logeerde ooit de gevierde haiku dichter Basho (1644 – 1694). Bij aankomst penseelde hij: ‘k wou da‘k lang genoeg kon blijven om de akaza1 te zien groeien tot een wandelstok voor senioren. De bejaarde tempelpriester vertelt dit al leunend op zo’n stok en wijzend naar de gekalligrafeerde haiku op een ereplaats aan de muur. Buiten zien we een levende akaza de hoogte in schieten.
Laatste bezienswaardigheid van die zondagochtend is de Daibutsu, een bijna 14 meter hoog Boeddha beeld in de Shobo-ji tempel. Ook al een beroemdheid. De ‘ruggengraat’ van deze Boeddha is tevens de centrale steunpilaar voor de constructie van het hele tempelgebouw. Het beeld zelf bestaat uit bamboevlechtwerk, opgevuld met klei en afgewerkt met papier, bladgoud en lak. Een sympathieke Boeddha, die met mededogen naar de mensen beneden kijkt, anders dan zijn giga collega bij ons in Nara2 die onbewogen over de hoofden van het volk heen tuurt.
We zijn een weekend in Gifu-stad op uitnodiging van Okāsan, onze ‘instant-moeder’3 , tezamen met al haar nakomelingen plus hun schoonouders. Een gezelschap van 38 personen, in leeftijd variërend van 8 maanden tot 97 jaar (Okāsan).
Eindelijk is het dan zover: Okāsan d’r funeral party oftewel haar ‘laatste’ wil: bij leven en welzijn feestelijk afscheid nemen van mens en wereld. En Okāsan d’r wil is wet. Twee jaar geleden al aangekondigd, maar wegens de pandemie telkens uitgesteld. Blakend van gezondheid en levenslust denkt iedereen dat ze glansrijk de 100 passeert. Maar nog eens uitstellen? Geen sprake van! Je weet maar nooit en… de Olympische Spelen gaan tot ook gewoon door? Teneinde raad bedenkt haar oudste zoon dat alle volwassenen vooraf twee keer een PCR-test ondergaan. Een betrekkelijke veiligheidsmaatregel, want in het enorme hotel drommen we met honderden andere gasten uit heel Japan samen.
De bekommernis om besmettingsgevaar verdwijnt snel wanneer we met het hele gezelschap inschepen in twee boten die aan de achterzijde van het hotel klaarliggen. Het is zaterdag rond 18.00 uur. Een laagstaande zon zet lucht, water en onszelf in een rooie gloed. Iedereen is in bad geweest en gehuld in een yukata4 van het hotel of in eigen kimono zoals in het geval van Hiroe en mij. Eindelijk eens gelegenheid de zomerkimono te dragen die ik lang geleden cadeau kreeg, maar in Nederland in de mottenballen liet liggen.
Dit moet het hoogtepunt worden van Okasan d’r feest: varend dineren en ondertussen getuige zijn van een ukai, het vissen met daarvoor getrainde aalscholvers, een 1300 jaar oude, maar in leven gehouden traditie. Terwijl we enkele kilometers stroomopwaarts varen worden we ingehaald door een boot waarop twee koks ayu grillen, de riviervis waar aalscholvers bij uitstek op jagen. Even later gaan we voor anker en voegt de Chef-kok de visjes toe aan de al opgediende gerechten. Nauwelijks geproefd van die heerlijkheden of een usho en zijn assistenten komen met hun boot langszij. Gehuld in een stro-rokje en zwart hemd vertelt de meester over de aalscholver-visserij. Eerst draait hij een zwarte doek in een punt op zijn hoofd. Met het witte mondkapje en sikje dat eronder uitsteekt heeft hij zelf iets weg van een aalscholver.
Sinds lang worden de vogels in gevangenschap gefokt en getraind voor de visserij. Hun aangeboren vaardigheid om onder water te duiken en daar vissen te verschalken is ‘verfijnd’ tot een techniek om die vangst niet door te slikken, maar – uiteindelijk – de menselijke maag te vullen. Uit een van de manden haalt zijn assistent een levende aalscholver te voorschijn. De vogel krijgt een touwtje om zijn hals ter hoogte van zijn maag en een paar dooie vissen voor zijn neus. Als in een reflex schiet zijn snavel af op de vissen, die subiet in zijn keelgat verdwijnen. De meesterhand masseert vervolgens zijn strot en floep daar is de vis weer. Dit herhaalt zich enkele keren. Het gaat allemaal zo snel, soepel en geroutineerd, dat gedachten aan zoiets als dierenleed geen kans krijgen. Vooralsnog, want het echte werk moet nog komen.
We leren dat in deze manier van vissen al lang geen brood meer zit. De visstand is dramatische gedaald door overbevissing en milieuomstandigheden. De ayu wordt nu elders gekweekt en ieder jaar uitgezet in de Nagara. Ukai is cultureel erfgoed geworden en valt onder het Bureau van de Keizerlijke Hofhouding in Tokyo. Dit instituut benoemt de usho, waarvan er nooit meer dan acht zijn. Een eer die wel verplichtingen met zich meebrengt: sowieso gaat er elk jaar een maaltje verse ayu via de strot van de aalscholvers naar de keizerlijke familie. Verder dient de usho gasten van staatsbezoeken te trakteren op een ukai. Tenslotte dient hij met zijn ‘attractie’ beschikbaar te zijn voor leden van de keizerlijke familie en hun relaties. Zo zullen ‘de Oranjes’ vast ’n keer – net als wij – op de Nagara gedobberd hebben.
Het begint te schemeren. De meester is nog niet klaar met zijn verhaal of onze aandacht wordt al weer getrokken door een varend podium. Vier dames in kimono dansen op traditionele muziek. Deinend op de golven brengen ze ons een serenade, opmaat voor het ‘moment suprême’.
In de donkere verte doemen zes fakkels op. Van dichterbij blijken het complete vuurkorven te zijn, die aan een wendbare arm op de boeg van elke boot hangen. Hun licht is net voldoende om de verrichtingen van de meester en zijn ‘vissers’ op afstand te kunnen zien. Een tiental aalscholvers bevindt zich in het water naast iedere boot, aangelijnd in de hand van hun baas. Geregeld gaan ze kopje onder. Heeft er een beet dan trekt de usho hem tot de bootrand uit het water omhoog om hem snel z’n buit te ontfutselen en de vogel terug te zetten. Een heel circus om al die beesten in de hand en in de gaten te houden en te vermijden dat hun lijnen met elkaar in de knoop raken. Een aalscholver kan wel 20 vissen in een uur verschalken hoorden we tijdens de demonstratie eerder op de avond. 6 boten x 10 aalscholvers x 20 vissen zouden dus 1200 vissen in een uur tijd kunnen opleveren. Als er al ooit zo’n vangst is gedaan dan ligt die toch in een ver verleden toen mensen nog met deze vorm van visvangst moesten zien te overleven. Nu is de aalscholvervisserij louter een cultuurhistorisch evenement vergelijkbaar met de even oude valkenjacht elders in de wereld.
Een half uur later varen de zes boten ter afsluiting van de show nog één keer in formatie voorbij. Wij keren terug naar het hotel, de zondag nog voor de boeg. Okāsan d’r ultieme wens is vervuld, zelfs met keizerlijke egards. Haar funeral party ……….je kunt je maar ergens onsterfelijk mee maken.
1 de akaza is een éénjarige plant die wel twee meter hoog kan worden; gedroogd leent de stam zich uitstekend
voor wandelstok want hij is licht, onbreekbaar en ligt prettig in de hand.
2 de grote boeddha in de Todaiji-tempel, op wereld erfgoedlijst van UNESCO
3 zie: ‘Okasan’, blog-archief 13 november 2019.
4 katoenen kimono, die na het nemen van een bad wordt gedragen