STAMP MET STOKJES

Onlangs las ik een artikel in de NRC over twee Japanse dames, die onafhankelijk van elkaar een boek schreven over hun leven in Nederland 1. Een van hen, Fumiko Miura,  zegt daarin “wat je hier over Japan hoort komt bijna altijd van Nederlanders.” En dan gaat het – volgens haar – vooral over ‘rare en exotische’ dingen. Het alledaagse leven van gewone Japanners komt nooit aan bod. 

Grappig is te lezen hoe Miura haar moederland in bescherming neemt tegen cliché-beelden over Japan die Nederlanders er op na zouden houden. Hiroe deed destijds hetzelfde.

We wonen nu bijna vijf jaar in Japan, op het platteland weliswaar en geblokkeerd door 3 jaar corona-restricties. Ben geen Japanoloog, maar weet inmiddels wel onderscheid te maken tussen wat ‘authentiek Japans’ is en wat met name de reiswereld voor ‘typisch Japans’ houdt.  Japan is in elk geval alles behalve ‘zen’ of ‘mystiek’. Japanners zijn gewone mensen met dezelfde eigenschappen, ambities en emoties als waar ook ter wereld. Natuurlijk gekleurd en gedrenkt in hun eigen cultureel-historisch sopje. Dat maakt Japan interessant.

Bij gebrek aan taalvaardigheid geef ik mijn ogen meer de kost dan mijn oren. In het besef dat het Westerse ogen zijn probeer ik toch zo onbevangen en open mogelijk waar te nemen. Dingen waarover ik me kan verwonderen en van kan genieten – zelfs zonder ze te begrijpen – komen vanzelf op me af. Zowel kleine alledaagse als grote uitzonderlijke. Zo ontstaat mijn beeld van gewone Japanners en dat geef ik door. Hier twee recente voorbeelden: één aan onze keukentafel en één uit de krant.

OLIFANTENHUID
Een druilerige dinsdag. We zijn nog aan het bijkomen van het voorafgaande weekend, waarin we een lezing, rondleiding en lunch verzorgden voor de Volksuniversiteit Nara. ’s-Ochtends vroeg kondigt Nishikawa-kun aan rond 10.00 uur even ‘langs te komen’ met speciale ‘okashi’ (versnapering). Nog voor hij verschijnt rijdt Naoko in haar knalgele autootje langs juist op het moment dat Hiroe bij de poort staat. Ze is op weg naar een bepaalde bestemming, maar stapt toch uit en volgt Hiroe naar binnen voor een kopje thee. Klokslag 10.00 uur schuift Nishikawa-kun aan. Beide zijn voedselbos-vrijwilliger, derhalve geen vreemden voor ons of elkaar. Onze relatie met vrijwilligers is open en vriendelijk, maar toch anders dan met mensen die we tot onze vriendenkring rekenen. 

We drinken samen thee en genieten van de ‘okashi’ die Nishikawa-kun en ook Naoko meebrachten 2. Het gesprek gaat wel over het voedselbos maar grotendeels over ‘koetjes en kalfjes’. Na een uur hou ik het voor gezien en verdwijn. Hiroe en Naoko staan garant voor een onderhoudende conversatie. Nishikawa-kun is volgend, luistert, lacht en beaamt hooguit wat anderen te berde brengen. Elke noodzaak ontbreekt aan het gesprek dat maar voortkabbelt, van de hak op de tak. Met de waterkoker op tafel vult ieder zelf z’n theekopje bij. De klok tikt uren weg, zelfs het indringende geluid van de dorpssirene om 12.00 en 15.00 uur is geen signaal voor de bezoekers. Gezelligheid kent geen tijd. Rond lunchtijd vraagt Hiroe zich af wat te doen. Zelf valt ze bijna flauw, maar kan zich geen hap veroorloven zonder de gasten ook iets aan te bieden. Haar verontschuldiging dat ze niet meer dan een kommetje rijst voor kan schotelen blijkt geen hint die de gasten op het idee brengt maar eens op te stappen. In tegendeel. Ze laten zich de sobere maaltijd smaken en blijven ook daarna rustig zitten. In de loop van de middag – zo vertelt Hiroe me later – kijkt ze van tijd tot tijd nadrukkelijk op de keukenklok om hardop te melden hoe laat het is. Ook deze hints halen niets uit. Pas als ze dit om 16.00 uur nog eens nadrukkelijk doet pikt Naoko het signaal op. Ze verontschuldigt zich zo veel van Hiroe d’r tijd in beslag te hebben genomen en vertrekt. Zo niet Nishikawa-kun, die niets (meer) te vertellen heeft. Nog eens twee uur zit Hiroe met hem alleen opgescheept. Uitgeput van de inspanning om de godganse dag de gastvrouw uit te hangen voor zo’n onbestemd en onbegrensd bezoek valt ze als een blok in slaap.

Het is schering en inslag dat onze bezoekers de ‘weg naar de uitgang’ maar moeilijk vinden, maar wat die dag gebeurt slaat alles. Het karakter van een ‘open huis’, de warmte van een huiskamer, het gewillig oor van Hiroe, d’r gastvrijheid en brede interesses hebben aantrekkingskracht. Zo werkt dat in elk land en cultuur. Meestal kan de gastvrouw/heer dan aangeven wanneer het tijd is om te vertrekken als de gasten zelf geen initiatief nemen. Maar in Japan moet je aanvoelen wanneer het tijd is om op te stappen en weerstand te bieden aan de gezelligheid. En vrijwel iedereen verstaat die kunst. Naoko en Nishikawa-kun kennelijk niet en dat is heel uitzonderlijk. 

Hiroe hield zich aan de code om ongemak of wrevel bij haar gasten te vermijden ten koste van d’r eigen conditie. Waarmee ik maar wil zeggen:  Japanners is niets menselijks vreemd, zelfs geen olifantenhuid. 

LAAT JE WITTE PARELS ZIEN kopt een serieus post-pandemie artikel in The Japan Times 3 van half maart. Ondertitel: ‘Glimlach-trainingen zitten in de lift nu mondmaskers af gaan’. 

Aan het woord komen twee coaches die elk een organisatie runnen voor ‘smile trainingen’ 4.. Gevarieerd aanbod voor individuen en groepen, voor sollicitanten en daters, voor politici en managers, voor afdelingen uit onderwijs, bedrijfsleven, overheid en gezondheidszorg. Cursussen kennen verschillende niveaus (en prijzen) en worden – bij goed gevolg – afgesloten met een (duur) examen. Tenslotte zijn er smile- competities en zelfs een heuse ‘Grand Prix’.

Japanners worden van jongs af aan getraind hun sociale gezicht in de plooi te houden. Thuis kunnen ze zich laten gaan. Ze hebben er zelfs namen voor: ‘tatemae’, het formele gezicht voor de buitenwacht en ‘honne’ het persoonlijke gezicht dat echte gevoelens toont in privé omstandigheden . 

Een groot deel van je leven slijt je in de maatschappelijke arena, dus zó gek is zo’n smile-training nog niet. Opgekrulde mondhoeken kunnen net het verschil maken bij een sollicitatie, een date, TV-optreden, aldus een van de trainers in het artikel. Wie na een lange thuiswerk periode weer op kantoor verschijnt gaat misschien nog even voor de spiegel staan om zijn/haar ‘tatamae’ te controleren. Drie jaar lang je ondergezicht achter een stoffen masker verbergen doet de spieren verslappen die je mond in de plus-stand zetten. Dus geeft de coach haar cursisten een rietje om tussen hun voortanden te klemmen. Mondhoeken gaan er vanzelf van omhoog. 

Moest er aanvankelijk een beetje om lachen, maar realiseer me dat zo’n onderwerp binnen de Japanse context minder vreemd is dan in eerste instantie lijkt. Om het zelfvertrouwen op te krikken doe je in Nederland een assertiviteitstraining, in Japan een smile-cursus. Daarachter steekt een wereld van cultureel bepaald verschil.

Is dit nu een bevestiging van die ‘rare en exotische’ dingen? Zijn deelnemers aan zo’n smile-training soms geen ‘gewone’ Japanners?

TOT SLOT
Miura d’r pen-genoot, Aki Watano, voorziet haar boek van de titel ‘Boerenkool met stokjes’. De titel herinnert me onmiddellijk aan mijn allereerste Tokyo-bezoek. Najaar 1988. Ik word door mijn gastheer Sunohara uitgenodigd voor een etentje. Hij troont me mee naar een onvervalste Bierstube. Eenmaal binnen verlies ik elk besef in Japan te vertoeven door het Beierse interieur en muziek, reuze bierpullen en serveersters in dirndle. Dat laatste overigens meelijwekkend komisch: frêle Japanse meisjes ingesnoerd in een folkloristisch tenue, waarin doorgaans rondborstige en struise dames gekleed gaan. Hun geveterde topjes zweven bij ontstentenis van enige borstwelving wat doelloos rond hun borstkas. Naast een mega-pul bier krijg ik een enorm bord Sauerkraut mit Wurst voorgeschoteld. Bestek: eetstokjes! Zuurkool en vette worst met stokjes! Een overrompelende kennismaking met Japan!

Sushi hebben inmiddels de Westerse wereld veroverd maar ik zou niet graag buitenlanders de kost willen geven die deze verfijnde hapjes simpelweg met mes en vork naar binnen werken 5, het omgekeerde dus van stamp met stokjes. Zo’n ‘barbaars’ gedrag ontgaat geen enkele Japanner. Ze laten het alleen nóóit merken, dankzij hun ‘tatemae’.

 

1. Fumiko Miura, Polderjapanner. Van Oorschot. Januari 2023  en Aki Watano, Boerenkool met stokjes – opgroeien tussen twee     
   culturen. Uitg. Brandt.  Maart 2023.
2.
Japanners brengen altijd iets (lekkers) mee als ze bij iemand op bezoek komen. Zo’n ‘omiyage’ ( presentje) koop je vaak mooi
   verpakt. Bij een teveel aan ‘omiyage’ kun je die
op jouw beurt weer aan iemand anders geven, zoals Nishikawa-kun deed.
   Verpakking
nog puntgaaf en inhoud niet over de datum.
3.
”Bring out the pearly whites – Smile training sees uptick as masks start to come off”  door Anika Osaki. The Japan Times. 15 maart
   2023. 
 Link gehele artikel: https://japantimes.pressreader.com/article/281487870578033
4.
Website link voor één van de twee smile-organisaties: https://egaoiku.com/
5.
zie https://www.rtlnieuws.nl/lifestyle/eten/artikel/5318508/de-vijf-spelregels-van-sushi-eten. Volgens dit artikel eten twee op de vijf
  Nederlanders sushi met mes en vork.

 

 

 

 

 

 

WAT ‘N JAPANNER NIET KENT EET IE GRAAG

Japanners zijn van oudsher leer-en nieuwsgierig. De meeste Europeanen konden lezen noch schrijven toen Japan al een hoge graad van geletterdheid bezat. Gedurende de Tokugawa periode (1603 – 1867) ontvingen kinderen (7 – 15 Jaar) tot in ver afgelegen bergdorpjes al onderwijs op Samoerai scholen en in Boeddhistische tempels. 

Die lange onderwijs traditie werkt door tot de dag van vandaag. Diepgaand of oppervlakkig, Japanners zoeken in veel vrije tijdsbesteding een educatief tintje. Vrijwilligers die aan ons voedselbos werken doen dat mede omdat ze er ‘iets van op kunnen steken’. 

Veel Japanners zijn ook gek op ‘workshops’ waarbij deelnemers tegen betaling na ampele instructie al werkend leren. Zelf ben ik er sceptisch over: wat je leert staat vaak niet in verhouding tot de hoeveelheid en kwaliteit van het werk. Zo organiseerden we twee jaar geleden een workshop ‘grondverbetering’. Geen doorslaand succes: de (goed betaalde) instructeur maakte zich er te makkelijk van af. Terwijl de deelnemers keihard werkten bleef het beloofde resultaat uit. Daarvoor nam de instructeur geen verantwoordelijkheid. Had het druk met volgende workshops….en wat de deelnemers wijzer zijn geworden is mij een vraag.

Ons voedselbos is bedoeld als instructiebos en dient als voorbeeld van duurzaamheid en ecologische voedselproductie. Een traag, maar gestaag proces. We zijn niettemin blij met elke nieuwsgierige bezoeker en vertellen er graag over.

Als Marylin, cursusleider van de Volksuniversiteit Nara, ons vraagt een lezing voor een groep deelnemers te verzorgen reageren we meteen positief. 

Het maximum aantal deelnemers stellen we aanvankelijk op 15, maar verhogen dat tot 20 als we horen dat er meer dan 50 gegadigden zijn. Voor een bescheiden bijdrage krijgen ze – op locatie – thee, een lezing, excursie en een eenvoudige lunch. Marylin zorgt voor een draaiboek en de publiciteit. Wij zetten een powerpoint presentatie in elkaar en Hiroe stelt een lunchmenu samen met ‘wilde’ ingrediënten uit de directe omgeving van ons huis. Ze wil de gerechtjes bovendien serveren op een traditionele manier: op lakwerk trays en in dito kommetjes. Haar keuze voor dit gebruiksgoed – verzameld uit achtergelaten inboedels – is niet alleen ’n esthetische, maar dient tevens als statement over kwaliteit en duurzaamheid.

Zaterdag 22 april. Miki-chan en Saemi-chan zijn vrijdagavond al gekomen om Hiroe te assisteren. Die heeft alles dan al voorbereid en gekookt, onder andere rijst met ‘itadori’ (Japanse duizendknoop). Zij hoeven alleen te assembleren en te serveren. 

We maken van twee kamers één grote ruimte door de schuifdeuren ertussen weg te halen en richten die in met projectieapparatuur en zitkussens op de vloer.

Marylin komt met twee assistenten om de deelnemers te op te vangen en de administratie te doen. Iedereen is op tijd en alles verloopt ‘volgens het boekje’.

Welkomst-thee met Nara-specialiteit, onderwijl een voorstel-ronde. Veel deelnemers blijken geïnteresseerd in natuurvoeding en traditionele ‘satoyama’ (bergachtige streken waar het rijstmenu aangevuld wordt met voedsel uit omringende bossen).

Dan vertelt Hiroe ons verhaal, geïllustreerd met beelden van ons voedselbos-in-wording.

Marylin houdt de tijd scherp in de gaten en tikt af voor de aanvang van de excursie. Het is heerlijk lenteweer. We nemen het gezelschap mee naar het ‘zonnepaviljoen’. Daar vertellen we over onze poging om qua energie ‘off grid’ te raken.

Via de oude boomgaard en de tuin wandelen we door het voedselbos-in-spe. Ondertussen wijst Hiroe op allerlei eetbare planten, waarover ze het in de lezing had. Tevoren op het scherm getoonde planten zien, voelen en ruiken ze nu in het echt: varenscheuten, morilles, Japanse duizendknoop, bamboescheuten enzovoort. We volgen het paadje door voedsel- en bamboebosje om even stil te staan bij ‘Arayashiki’. De aannemer is binnen nog volop aan het werk, dus vertelt Hiroe op het voorterrein over onze plannen met dit huis. Over de verharde weg keren we terug en staan even stil op een hoge plek vanwaar we een pracht uitzicht hebben op het voedselbos terrein en een van de pas gegraven vijvers.

Tijdens de excursie hebben Miki en Saemi de ruimte voor de lunch klaargemaakt. Voor elk zitkussen staat een lakwerk tray met een kommetje itadori-rijst en een schoteltje gekookte bamboescheut. Een heldere soep met geurige blaadjes ‘mitsuba’ en ‘sancho’ wordt eraan toegevoegd. Mensen genieten ervan.

Vertrektijd van de streekbus bepaalt het einde aan de bijeenkomst, ook voor degenen die met eigen vervoer komen. Iedereen krijgt het verzoek een enquête in te vullen over deze dag.  Maar bij het afscheid vliegen de complimenten ons al om de oren. Vooral van Marylin, die uiterst tevreden is over de inhoud en verloop van de dag.

Een week later komt ze even napraten en de uitslag van de vragenlijst te melden: overwegend positief. De enquete geeft meteen zicht op leeftijdsopbouw en herkomst van de deelnemers. Het merendeel blijkt tussen de dertig en vijftig en afkomstig uit Nara-stad, een enkeling uit de naburige provincies Kyoto en Osaka.

Voor Hiroe en mij een signaal dat er belangstelling is voor duurzaamheid en leven op het platteland. Een tweede bijeenkomst staat al gepland voor eind mei.

ROND DE JAARWISSELING

Wereldwijd springen alle digitale uurwerken klokslag 00 uur over van 2022 naar ’23.   Automatisch, geruisloos en gelijktijdig per tijdszone. Zegening van de ICT. Je staat er niet meer bij stil.

2023: jaar van de haas. Zijn afbeelding siert tal van nieuwjaarskaarten. Een verwijzing naar de vroegere, maar nog lang niet vergeten Chinees-Japanse maankalender en astrologie1).
Officiële instanties in Japan hanteren nog altijd nengo, de jaartelling gebaseerd op het tijdperk dat een keizer op de troon zit. We zijn nu aangeland bij Reiwa 5. 

De maankalender, de nengo en ‘onze’ gregoriaanse kalander naast elkaar: Japanners gooien niets zomaar over boord, ze voegen telkens iets nieuws toe.

Endo- en Yoda-kun2) tipten ons over het maken en aanbrengen van een nieuwe shimenawa bij de Togakushi schrijn3) in het naburige Minaminosho op 25 december vanaf 10 uur ‘s-ochtends.

De shimenawa is een gevlochten streng, die naar Shintoïstiche gewoonte aangebracht wordt bij heiligdommen, huisaltaren, bezielde bronnen, bomen, rotsen, watervallen enzovoort. Je komt ze overal tegen in Japan.Tegen nieuwjaarsdag sieren ze ook dikwijls de voordeur of poort van particuliere huizen. De shimenawa is een barrière tegen alle kwaad, slechte invloeden en negativiteit, het vormt de grens tussen zuiver en onzuiver. Ze bestaan in allerlei vormen en maten4) maar meest voorkomend zijn de in elkaar gedraaide en horizontaal aangebrachte strengen of bundels, slechts versierd met een paar ‘shides’ (zigzag gevouwen witte vellen papier). Ze worden nu veelal gemaakt van kleefrijst-stro, vroeger van hennep of van makomo-blad, een moerasplant waarvan een deel eetbaar is

Stenen lantaarns aan weerszijden van de smalle weg duiden op de schrijn verderop, aan het zicht onttrokken door bomen. Twee eeuwenoude ceders van ontzagwekkende omvang vormen een poort naar het heiligdom. Passage van deze reuzen brengt je meteen in een ‘gewijde’ sfeer. De schrijn zelf staat aan de voet van de helling. Verscholen in het groen steken fel oranje gebouwtjes scherp af tegen hun donkere omgeving. Een paar mensen vegen het terrein schoon en verbranden blad en snoeisel. Rein- en zuiverheid spelen – net als bij andere religies – in het Shintoïsme een belangrijke rol.

In een soort ‘clubhuis’ tegenover de schrijn zijn een tiental mannen in de weer om een nieuwe shimenawa te maken. Een flinke klus want het vlechtwerk dient als een gordijn tussen de twee reuze ceders. Gezeten rond een berg kleefrijst-stro draaien ze strengen in elkaar. Individueel, getweeën of zelfs gevieren als de omvang meer handen vereist. Er wordt nauwelijks gesproken. De saamhorige en toegewijde sfeer waarin de werkzaamheden plaatsvinden zijn een toonbeeld van vredelievendheid. Een authentieker vredesboodschap kunnen paus of koning zich nauwelijks voorstellen, bedenk ik. Het is Eerste Kerstdag en mijn christelijke roots spreken.

Twee uur later zit de shimenawa in elkaar en wordt via het raam naar buiten gehesen. Het  dikke horizontale bovendeel krijgt een reeks sides, die er met bamboestokjes ingestoken worden. Het hangende deel wordt gedecoreerd met takjes groen van drie verschillende planten. De enigszins ruige afwerking van het ‘gordijn’ is duidelijk ondergeschikt aan zijn doel: alle boosaardigheid en slechte invloeden buiten de schrijn houden. Met vereende krachten hangen enkele mannen de shimenawa tussen de ceders. Een week later – op nieuwjaarsdag – begeven dorpelingen zich via dit scherm naar de schrijn om zich – gezuiverd en wel – tot de goden te richten.

Shimenawa’s kun je kant en klaar kopen, al dan niet van kunststof gemaakt. Aardiger is er zelf een te maken en nòg aardiger is om dat samen met anderen te doen. Een week voor de collectieve actie bij de schrijn, verzamelen de A.Un.Haus-vrijwilligers zich bij ons. Zo’n 25 mensen die in de afgelopen jaren gewerkt hebben aan voedsel- en bamboebos of aan het herstel en onderhoud van wandelwegen. 

Het vriest en er staat een ijzige wind. Met twee hibatchi (houtskoolvuur in keramische pot) verwarmen we de kamers waar een berg makomo-blad klaarligt om shimenawa van te maken. Het lange smalle loof, afkomstig van Yoda-kun z’n moeraslandje, heb ik afgelopen herfst in kleine bundels te drogen gehangen. Hiroe, die enige ervaring heeft in het maken van shimenawa geeft instructies. Een echtpaar dat hoorde van deze dag en graag mee wilde doen beweegt zich wat onwennig in het gezelschap. Sommige vrijwilligers hebben we lang tijd niet gezien. Tegen lunchtijd arriveert een groepje ‘weg-werkers’, dat die ochtend nog een stukje voetpad heeft schoongemaakt.

De lunchtafel is gevuld met allerlei groenten- en rijstgerechten. Een dampende schotel oden5) verspreidt zijn geur door de keuken. Kinderen popelen om aan te vallen en pikken alvast iets met hun vingers. Het is een ‘lopend buffet’, sommigen melden zich meerdere keren. Hiroe kent hun eetlust en vult geregeld schotels aan. Enkele opgeschoten knullen beschikken over een bodemloze maag, zo lijkt.

In de loop van de middag toont de een na de ander zijn min of meer geslaagde shimenawa. De concentratie op het vlechtwerk verdwijnt van lieverlee om over te gaan in een ontspannen rendez-vous. Als een van de deelnemers zijn gitaar pakt en gaat zingen is de feeststemming compleet. Mensen deinen mee, Hiroe danst achter het aanrecht. Nootjes en drank komen op tafel, ons zelfgebrouwen bier bruist in de glazen.

Japanse traditie wil dat je tegen het eind van het jaar ‘schoon schip maakt’, openstaande rekeningen betaalt, beloftes inlost, rommel opruimt en schoonmaakt. Je brengt je shimenawa aan bij voordeur of poort om al het lelijke, kwade en onzuivere buiten de deur te houden. Onze shimenawa-dag zou je kunnen zien als het inlossen van dankbaarheid die wij onze vrijwilligers schuldig zijn. We beginnen 2023 dus met een schone lei.

Nieuwjaar. Om middernacht is het hier muisstil en aarde-donker. Boeddhistische tempels liggen te ver weg om de traditionele 108 slagen op een tempelbel te horen.

In culinair opzicht kent Japan allerlei tradities. Zo eten we op oudjaarsavond soba, een noedel-gerecht, gemaakt van boekweit. Je doopt het even in een hartig sausje en ‘slurpt’ het naar binnen. Waar slurpen in Nederland indruist tegen de etiquette geldt het hier als een compliment richting kok of keuken. Ben er inmiddels bedreven in.

Het feestelijke nieuwjaarsontbijt bestaat uit een keur aan gerechtjes. Hiroe maakt er dit jaar extra werk van. Essentieel zijn de mochi, een bolletje of blokje rijstpaté dat geroosterd wordt en vervolgens in een soepje gedompeld. Het is een kleverige, elastische substantie die enige vaardigheid vereist om zonder knoeiboel met eetstokjes naar binnen te werken. Ik verkies een boven houtskool geroosterde mochi met een druppel soja-saus en gevouwen in een blaadje zeewier boven die soep-mochi. We genieten de eerste dagen van januari geregeld van zulke rijst-paté nu we de hibatchi semi-permanent naar de keuken hebben verhuisd. Behalve voor het roosteren van de mochi biedt het houtskoolvuur ’t comfort van extra warmte.

Op Nieuwjaarsdag bezoeken mensen tempels, schrijnen en familie. Het is de enige dag van het jaar waarop de BV Japan gesloten is, inclusief de horeca. Ook wij gaan ‘ter bedevaart’ en wandelen richting dorps-schrijn, maar stuiten – vlakbij het heiligdom – op een wegversperring tussen de rijstvelden. Dan maar ter plekke het gebruikelijke ritueel: een diepe buiging richting schrijn en twee keer in de handen klappen. Goden zijn in het oorspronkelijke Shinto immers dakloos en kunnen in elke grasspriet huizen. Met die geruststellende gedachte keren we huiswaarts.

boven onze voordeur
Togakushi schrijn in Sugawacho

Tot 1950 kenden Japanners geen individuele verjaardag. Bij je geboorte was je meteen al 1 jaar oud ongeacht de datum waarop de bevalling had plaatsgevonden. Op 1 januari werd iedereen collectief één jaar ouder. Bijvoorbeeld: op 29 december geboren, werd een baby op 1 januari 2 jaar! Dat schiet op.
De (Amerikaanse) introductie van een individuele happy birthday is nooit echt ingeburgerd geraakt. Het spoort waarschijnlijk niet met de collectieve inborst van Japanners. Het oude is nagenoeg verdwenen, het nieuwe slaat nog niet aan.

Zeg ‘Japan’ en je ziet in één oogopslag eeuwenoude tradities en ’n hypermoderne leefstijl. Dat is fascinerend en hèt lokaas voor buitenlands toeristen. Maar ergens wringt er iets, iets waar moeilijk een vinger op is te leggen. Ik vermoed dat het te maken heeft met tijd die veranderingen of ontwikkelingen nodig hebben om vanzelfsprekend te worden. Soms hoor ik hier mensen zeggen ‘we staan nog met één been in het Edo-tijdperk6) en het andere in de 21ste eeuw’. De shimenawa overbrugt die perioden vooralsnog. De klok terugdraaien zit er niet in.

1.Zie: Willem van Gulik, Stephen Addiss, Louise de Blécourt, Jon de Jong, The Magnificent Twelve – on theTheme
of the Zodiac. Primavera Pers, Leiden 2022.  p.43
 – 49 en p. 117 – 121.
2. Vrijwillige herstellers van oude voetwegen. Zie blog-archief d.d. 15 juni 2022 ‘Pelgrimspad met een luchtje’
3. De Togakushi Shinto schrijn van Minaminosho is een ‘filiaal’ van de Togakushi hoofd-schrijn in ons dorp
    Sugawacho; beide zijn gewijd aan de god van de rijst. 
4. Zie Google-afbeeldingen.
5. Eénpansgerecht bestaande uit een krachtige bouillon met daarin o.a. verschillende (Japanse) groenten,
viscakes, kombu en eieren.
6. De Edo-periode duurde van 1603 tot 1868. Het is de tijd dat de Tokugawa clan in feite over Japan heerste en
het land afsloot van de buitenwereld. Alleen Nederlandse handelslieden hadden – onder voorwaarden – toegang.

 

 

 

ZAWA ZAWA

Maanden lang tuurt ze in een laboratorium door een microscoop om – met behulp van ’n één-harig penseeltje – zandkorreltjes te tellen in bodemmonsters uit Antarctica. Van de boottocht die haar en haar expeditiegenoten naar de Zuidpool brengt maakt ze een video-verslag. Ze beweegt de camera op en neer in het ritme van het deinende schip. Na het zien van die film lijkt alles om je heen nog een tijdje in dezelfde cadans voor je ogen te dansen. Die combinatie van pietluttige nauwgezetheid en drang om een vertrouwde blik te verstoren zijn misschien kenmerkend voor het dubbeltalent van Miho Sasaoka (45): geoloog èn kunstenaar. Wetenschappelijke exactheid en artistieke ontregeling in één persoon. Genoeg reden om haar te vragen een kunst-installatie te maken, die iets zegt over onze omgeving en past bij onze duurzaamheidsactiviteiten.

Half mei komt ze voor een 10 daags oriënterend bezoek oftewel ‘veldwerk’, zoals ze het zelf noemt. Per trein uit Kōchi (Shikoku-eiland) en vanaf Nara-stad te voet via de Yagyu-kaido1). De laatste kilometers van het traject vergezel ik haar op het bergpad naar ons huis. Uit zichzelf zegt ze niets en op mijn vragen komt nauwelijks een antwoord. Af en toe raapt ze een steen op en bekijkt die alsof het hele landschap erin valt te lezen.

Vlak voor terugkeer naar Kōchi wandelt Miho nog eens in dezelfde omgeving, nu met een clubje onder leiding van Endo-kun2). Een tocht langs onbekende en meestal onherkenbare ‘kofun’ (grafheuvels), die hij in kaart bracht. Een ware ontdekking, ook voor mij: zoveel verborgen graftombes vlakbij ons in de buurt. Miho neemt alles aandachtig maar stilzwijgend op.

Tijdens een werkdag in ons voedselbos, waaraan ze deelneemt, laat ze haar ogen over het terrein dwalen. Naderhand horen we hoe het omringende berglandschap is ontstaan en hoe natuurlijke processen en menselijke ingrepen (bosbouw, aanleg rijstvelden en wegen) op elkaar inwerken en welke gevolgen dat heeft voor de kleine voedselbos-valei.

Ook de weelderige plantengroei valt haar op. Voor dag en dauw gaat ze erop uit om bepaalde soorten te verzamelen, zoals de Itadori (Japanse duizendknoop).
In Kōchi – bekend om z’n ambachtelijke ‘Tosa washi’ papier3) – leerde Miho al haar eigen teken- en schrijfpapier4) maken. De rijke flora hier daagt haar nu uit tot nieuwe papier-experimenten. Die resulteren in iets totaal anders dan hagelwitte, gladgestreken vellen. Met simpele, primitieve middelen komen er grillig gerande, ruige lappen tevoorschijn, die niet meteen aan papier doen denken. De grove vezelstruktuur van verwerkte planten blijft zichtbaar, is zelfs – bij doorvallend licht – betoverend mooi. “Ik heb ’t gevonden!’ zegt ze tegen zichzelf een daarmee is ’t idee voor haar tentoonstelling geboren.

Aanvankelijk staat Miho ons zonnepaviljoen – de ruimte onder de zonnepanelen – ter beschikking, maar nu ‘Arayashiki’ 5) in het vizier komt wil ze haar installatie daar realiseren. De intimiteit van de kamers en de informele sfeer van een half gerenoveerd huis in een ritselend bamboebosje spreken haar meer aan.

In augustus komt ze terug om aan haar tentoonstelling te werken. Gastenverblijf en omgeving zijn haar atelier. Enkel voor maaltijden schuift ze bij ons aan. Dankzij die momenten ontdooit haar gereserveerdheid en leren we haar wat beter kennen. Bescheiden en weinig spraakzaam als ze blijft, ligt het initiatief voor gesprekken vooral bij Hiroe, die mij telkens van een samenvatting voorziet. Engelse conversatie zit er niet in, wat opmerkelijk is voor een wetenschapper die internationaal onderzoek doet. Maar Engels lezen doet ze moeiteloos en dat geeft me de kans haar een lijstje met vragen voor te leggen. Tezamen met haar antwoorden komen die straks in een kleine catalogus.
Wil onder andere weten waarom ze zowel wetenschap als kunst beoefent. Volgens Miho horen die bij elkaar, ze vullen elkaar aan: beide leren je iets over de werkelijkheid om ons heen maar elk op een andere en beperkte manier: samen kunnen ze een completer beeld van de werkelijkheid geven dan elk van hen afzonderlijk. Zo runt ze een eigen bedrijfje – ‘Geo-Science Design’ – dat boeken en ander educatief drukwerk produceert. Daarin ‘vertaalt’ ze wetenschappelijke inzichten in tekeningen, die méér zijn dan simpelweg illustratie. Via haar tekeningen begrijp je het verhaal sneller dan via de tekst alleen.

Eind oktober bouwt ze haar installaties op in ‘Arayashiki’, maar niet voordat ze meewerkt aan een grondige schoonmaakbeurt. Terwijl Hiroe haar assisteert lap ik de bijna duizend ruitjes van de glazen schuifdeuren rondom.

‘Zawa Zawa’ 6) bestaat uit vier installaties en oogt in z’n geheel simpel en sober:

Een grote, grillig gevormde tak van een oude kaki-boom (uit ons voedselbos) vult de eerste kamer alsof het een bronzen sculptuur is. Al stervend is hij gastheer voor levende korstmossen en voor een paar wilde maar heel verfijnde orchideetjes, die hier en daar uit zijn ‘knokkels’ groeien.

Van die ‘oprijzende’ tak wordt je blik in een volgende kamer naar beneden getrokken: naar een ‘landschap’ op de vloer, samengesteld uit allerlei natuurlijke materialen: bergjes as, klei en stenen, overeind staande stokjes, hoopjes azuki-boontjes en de peulen waar ze in zaten. Alle ingrediënten komen uit onze omgeving en zijn een verwijzing naar de vegetatie, de geologische gesteldheid en het cultuurhistorische fenomeen van de kofun.
De blanke stokjes hebben hun vel ‘afgestaan’ ten behoeve van de papierinstallatie ernaast.


Uit zichzelf gaan bezoekers op de knieën en brengen hun hoofd tot vlakbij de vloer om het landschapsperspectief beter te ervaren. Onbedoeld, maar wel grappig is dat het ruimtelijke landschap zich dan mengt met het geprinte berglandschap op de achtergrond van de aanwezige schuifdeuren.

In de belendende kamer7) hangt een ‘wolkenformatie’ van papier. Letterlijk met je hoofd erin tonen de afzonderlijk delen hun variërende vezelstrukturen dankzij het licht dat er van buitenaf door heen valt. Een ‘plattegrond’ op de vloer legt uit van welke boom of plant de vezels afkomstig zijn.

Voor de laatste installatie ga je weer van hoog naar laag: naar het denkbeeldige binnenste van de aarde: in een verduisterde ruimte staat een kleine bergformatie waarvan het binnenste om de zoveel seconden als een onheilspellende vulkaan oplicht.

Naar ‘Zawa Zawa’ kijken vergt inzet van je hele lijf dat als het ware een golfbeweging maakt van hoog naar laag en weer omhoog en omlaag. Dit herinnert aan de op- en neergaande beelden in Miho d’r Zuidpoolvideo, zij het minder ontregelend dan haar deinende reisverslag.

Zondagmiddag 30 oktober: de opening. Heerlijk najaarsweer. Muzikaal duo ‘Manana’ (fluitiste en percussionist) heeft zich buiten voor de openstaande glazen pui van ‘Arayashiki’ geïnstalleerd. Een kleine honderd mensen op het voorterrein, waaronder één buurman. Vrijwilligers in wit T-shirt met ons A.UN.-logo erop begeleiden de gasten. Na mijn (in het Japans uitgesproken) speechje zet de muziek in en schuifelt het gezelschap naar binnen. Veel bekende gezichten. Een deel van de bezoekers nestelt zich meteen in Miho d’r ‘landschap’ en onder haar ‘wolkenformatie’ om naar de muziek te luisteren alsof het een concert is. Anderen manoeuvreren daar tussen door om de installaties te bekijken.

Geleidelijk aan begeeft iedereen zich vervolgens naar ons woonhuis voor een drankje en snack, een wandeling van 200 meter over het nieuw aangelegde paadje via bamboehelling en voedselbos. Daar is nog amper een boom te bekennen, maar wel te genieten van de wilde in herfstkleuren gedompelde flora. Bovendien maakt de wandeling door de kleine vallei twee jaar werk aan het voedselbos beter voorstelbaar, zeker in combinatie met de dia-show daarover, die we in huis presenteren.

Mijn privacy gevoel is in Japan inmiddels ver genoeg opgerekt om ‘vreemde’ mensen gerust door ons huis te laten dwalen. Moet die middag ook wel om het aantal gasten te spreiden. Nieuwsgierig en op kousenvoeten schuifelen bezoekers door de ruimten om zich te verwonderen over het interieur: de één tons draagbalken, on-Japanse meubels, kunstwerken en lampen, tekeningen van Carlijn Kingma8) en een enkel werk van Hiroe.

Om vijf uur verzamelen vrijwilligers, muzikanten, Miho en andere betrokkenen zich rond de keukentafel voor een ‘after-party’. Een ontspannen, lichtelijk uitgelaten gezelschap. Miho waagt zich zelfs aan een dansje en haar moeder komt terug op d’r voornemen direct na de opening huiswaarts te keren om zodoende haar favoriete TV-programma niet te hoeven missen. Zó ‘tanoshii’ (gezellig) is het.

‘Zawa Zawa’ is verder elk weekend in november open voor publiek. In totaal bezoeken dan nog zo’n 50 mensen de tentoonstelling. Als suppoost verwelkom ik hen in ‘Arayashiki’ voor de tentoonstelling, Hiroe vervolgens thuis voor een kopje thee. Het voedselbos vormt de corridor daartussen: opnieuw van boven naar beneden en weer omhoog en dat tweemaal te voet.

1) Historisch voetpad van Nara-stad via Yagyu naar Kasagi-Yama, in totaal 32 km
2) Hersteller van oude voetwegen, zie blog ’Pelgrimspad met luchtje’ dd 15 juni 2022
3) Zie:  https://kogeijapan.com/locale/en_US/tosawashi/
4) ‘Tekenen’ en ‘schrijven’ kennen in het Japans hetzelfde werkwoord (kaku) en werden/worden met
eenzelfde penseel+inkt uitgevoerd.
 5) Zie vorige blog ‘Arayashiki’ dd 20 september 2022
6) ‘Zawa Zawa’ is een klank nabootsend woord, door Miho verzonnen voor (onbestemde) geluiden als
geroezemoes of geritsel, maar ook voor innerlijke onrust.
7) Traditionele Japanse huizen hebben nauwelijks muren; ruimtes worden gescheiden door schuifdeuren,
die makkelijk te verwijderen zijn.
8) Zie: www.carlijnkingma.com  In april 2021 presenteerden we haar werk b.g.v., de opening van A.UN.HAUS die
wegens corona werd gecanceld.

 

 

ARAYASHIKI

Ons voedselbos-in-wording ligt ingeklemd tussen twee hellingen, beide uitlopers van een iets hogere berg. Op de ene wonen wij met aan weerszijden buren. Op de andere staan een vijftal huizen en een shiitake-kwekerij, aan ons zicht onttrokken door hoge bomen, bamboe en ander woekerend groen, zoals wilde blauwe regen. Een klein perceel, bijna aan het eind van die helling, hoort nog bij onze grond. Het staat vol eetbare varens (warabi) en tekent scherp af tegen een bamboe-bosje dat de uitloper aan de ‘kopse kant’ afrondt. 

De huizen ‘aan de overkant’ liggen aan een openbare weg. Aanvankelijk tel ik niet meer dan vier ommuurde wooncomplexen. Maandelijkse wijkvergaderingen, die bij tourbeurt telkens bij iemand anders thuis plaatsvinden geeft me het idee dat daar niet meer huizen staan. Aan het eind van die rij is nog wel een pad. Nieuwsgierig waar dat naar leidt vertelt een buurvrouw me dat het toegang geeft tot het huis van een alleenstaande man. ‘Je kunt er beter uit de buurt blijven’, voegt ze er meteen aan toe, ‘hij kan agressief reageren’. Sindsdien passeer ik het onzichtbare vijfde huis nooit zonder te kijken of ik niet toch een glimp van zijn bewoner op kan vangen. 

Op een van de laatste wijkvergaderingen vòòr de corona pandemie – ruim twee jaar geleden- is ‘Mr. X.’ onverwacht aanwezig. Een magere man van midden 60 met een tamelijk onverzorgd uiterlijk. Gewoontegetrouw leest de voorzitter besluiten ‘van hoger hand’ voor terwijl de rest braaf luistert. Geen discussie, wel af en toe een vraag. Mr. X roert zich ook met ’n iets te luide stem. Er wordt geduldig naar hem geluisterd. Na deze bijeenkomst zie ik hem nooit meer. Wel af en toe het autootje van de Obōsan, boeddhistische priester, op het pad richting zijn huis.

We zijn nu twee jaar verder. Mr. X. is overleden. Zijn naam – Hōriguchi-san – vernemen we pas, wanneer onze makelaar contact met zijn familie heeft. We zijn namelijk eigenaar van zijn huis met omringende bamboe geworden. Daarover later meer.

Misschien door toedoen van die Obōsan, in elk geval niet door bemiddeling van zijn familie, is Hōriguchi-san op enig moment opgenomen in een verzorgingshuis, waar hij ook is overleden. Doodsoorzaak onbekend. Of zijn handicap reden is van de verstoorde relatie met zijn zus en verdere familie weten we evenmin. Zij willen in elk geval volstrekt niet met hem in verband gebracht worden en de nalatenschap – huis en grond – zo snel en onopvallend mogelijk afwikkelen. ‘Uitwissen die schandvlek op het familieblazoen’, zo lijkt het.

Wie was Hōriguchi-san en waarom leidde hij zo’n teruggetrokken en eenzaam leven? Een buurman kent hem nog van de basisschool, kwam toen wel eens bij hem thuis over de vloer. Pientere jongen, herinnert hij zich, die na de middelbare school naar de universiteit ging. Met een ingenieursdiploma op zak vond hij een baan bij electronica concern Sharp in Osaka. Japan B.V. bevindt zich – eind jaren 80 – op het hoogtepunt van zijn ‘bubbel-economie’. Dan slaat het noodlot tweevoudig toe: hij wordt plotseling doof en de Japanse zeepbel klapt. Beiden zijn al gauw reden voor ontslag. Nog aan het begin van zijn carrière verliest Hōriguchi-san in elk geval zijn baan. Weg perspectief op werk en kans op een huwelijk. Het ouderlijk huis tussen de bamboe is sindsdien zijn wereld. Doofheid isoleert, maar hoeft niet persé tot eenzaamheid te leiden. Hōriguchi-san kiest vrijwillig voor sociaal isolement en schaart zich daarmee in het leger van ‘hikikomori’. Dat is het in heel Japan wijd verbreide verschijnsel van – vaak jonge – mensen, die zich sociaal compleet isoleren en zich terugtrekken in hun kamertje of appartement. Zelfs contact met ouders of andere gezinsleden schuwen ze, gaan niet meer naar school of werk, vertonen zich amper binnenshuis, laat staan buitenshuis. Een groot maatschappelijk probleem, waar de overheid wel aandacht voor heeft, maar geen oplossing1. Zo lang ouders leven en vitaal zijn kunnen hikikomori nog terugvallen op een zekere zorg. Op het moment dat ouders hoogbejaard en zelf hulpbehoevend worden kantelt die zorgbehoefte. Wanneer beide ouders tenslotte zijn overleden is het isolement compleet en dreigt algehele zelfverwaarlozing. Dat kan jaren duren, zoals in het geval van Hōriguchi-san. 

Het bamboe-bosje, waarin het huis verscholen ligt is toonbeeld van die verwaarlozing. We kappen al geregeld de bamboe die aan de voet van de helling richting voedselbos oprukt. Ook al zijn de scheuten een lekkernij, liever geen bamboe in het voedselbos, wel ernaast.  En zo komen we op de gedachte ons perceel met het bamboebosje uit te breiden. Als we vermoeden dat terrein en huis verlaten zijn waag ik me op het duistere pad richting zijn huis om polshoogte te nemen. Hoog onkruid tot de voordeur, bamboe dat het dak overhuift en gesloten luiken bevestigen het vermoeden. We informeren onze makelaar en zo gaat het balletje rollen.

Hōriguchi-san heeft zijn huis achtergelaten zoals hij er de laatste jaren waarschijnlijk woonde: teruggetrokken in één kamer, zich een weg banend tussen opgetaste spullen en een berg afval, die hem in al die eenzame jaren boven het hoofd is gegroeid. Met het oog op de verkoop pikt de familie er uit wat van hun gading is en gooit de rest rigoureus naar buiten om pal voor het huis te verbranden. Bij ons eerste bezoek treffen we een zwartgeblakerde stookplaats voor de deur en een leeg interieur aan. Enkel het huisaltaar is nog intact: een door wierook en kaarsenwalm beroete kast. De toch al gehavende rolschildering van een boeddha-figuur op de achterwand valt bij aanraken uit elkaar.  Verder staan er dozen vol oude foto’s, een compleet 100 jaar oud familiearchief. Dat durft de familie natuurlijk niet aan de vlammen prijs te geven uit angst Hōriguchi-sans geest en die van anderen te tergen. ‘In deze familie is niemand van liefde omgekomen’, dicht de Poolse Wislawa Szymborska in ‘Familiealbum’ 2. Hoe toepasselijk hier. Via de makelaar bied ik aan de curieuze fotocollectie op te ruimen. En zo gebeurt.

Rotzooi buiten het huis weerspiegelt waarschijnlijk hoe het er binnen uitzag: een niet te beschrijven bende, overwoekerd door struikgewas en onkruid. Oprukkende bamboe duwt hier en daar het dakoverstek omhoog.  Achter het huis een open loods met roestige machines en gereedschap, bestoft meubilair en een enorme partij sloophout.

We hebben vaker huizen bezocht waarvan in- en exterieur na dood of vertrek van de laatste bewoner compleet intact zijn gebleven. Soms zelfs met – na jaren – de afwas nog op het aanrecht, rondslingerende brieven en foto’s, eieren in de koelkast…. Shockerende aanblik. Kinderen of naaste familie interesseert het dan niet, pikken eruit wat van hun gading is en laten de rest aan verval en ongedierte over. Waarom al die moeite als je uit de opbrengst amper de kosten voor opruimen en vuilstort kunt dekken. Bovendien vereist al dat gedoe eensgezindheid onder erfgenamen. Familiebezit gaat vaak stilzwijgend van generatie op generatie over, zodat bij verkoop de handtekening van soms wel dertig erfgenamen nodig is. Mensen die niet eens weten dat ze mede- eigenaar zijn, zoals nazaten van emigranten. Die zijn bovendien amper op te sporen. Om zulke reden valt nogal wat onroerend goed in Japan ten prooi aan onherroepelijk  verval.

Hōriguchi-sans familie weet er dus wèl raad mee, gewoon de inboedel opstoken en zich verder vrijwaren tegen eventuele claims in het geval van verborgen gebreken of ander onheil. Uiteindelijk worden we eigenaar ‘voor een appel en een ei’ omdat het dak lekt en wij opdraaien voor de kosten van opruimwerk rond het huis. En die zijn niet mis: liefst 4 ton afval afgevoerd!

Viel ons oog op het bamboebosje, krijgen we er uiteindelijk een huis bij. Geen bijzonder huis. Z’n ligging – temidden van bamboe – maakt het speciaal en natuurlijk het stempel dat wij erop drukken. Te beginnen met de naam: Arayashiki, een Boeddhistische term voor het achtste bewustzijnsniveau3. Mooie klank en diepe betekenis maar het wordt alles behalve een meditatiecentrum. Het leent zich perfect voor een combinatie van functies: guesthouse, expositie- en workshopruimte. Met dit voor ogen knappen we het huis op. 

Duurzaamheid is daarbij leidraad – net als bij ons woonhuis. Daar hebben we dat gerealiseerd met high-tech voorzieningen als zonne-energie en warmtepompen. In Arayashiki gaan we low-tech te werk: een ‘irori’ (verzonken houtskoolhaard) in de huiskamer. Traditionele tatami kamers met futons, een houtgestookte ‘ofuro’ (warmwaterbad), een compost-toilet. We oriënteren ons momenteel op een eigen waterzuiveringsinstallatie en drinkwatervoorziening. Voor het opwekken van stroom komt misschien een ‘biochar energy system’ 4 in aanmerking.  Arayashiki wordt niet primitief, maar wel praktisch en eenvoudig. We hopen dat uit de aandacht en zorg die we eraan besteden als vanzelf een zekere schoonheid naar voren treedt, iets dat Japanners ‘wabi-sabi’ zouden noemen.

De renovatie is in volle gang. Het dak vernieuwd. Ondertussen al de eerste tentoonstelling in Arayashiki gepland. Start 30 oktober aanstaande: Zawa Zawa – een ruimte vullende installatie van kunstenaar en geologe Sasaoka Miho. In een volgende bijdrage meer hierover.

1 zie: https://japantimes.pressreader.com/article/281573769488424
2 uit: Wislawa Szymborską, Uitzicht met zandkorrel. Ned. vert. Gerard Rasch. Meulenhoff A’dam. p.35
3 Het achtste en fundamentele niveau van bewustzijn in de boeddhistische Hossō school. Het slaat indrukken op die zijn ontvangen van
   andere vormen van bewustzijn en houdt ze vast als een potentieel voor verdere acties en gedachten.
4 Een experimenteel systeem waarbij tegelijkertijd houtskool wordt geproduceerd en energie opgewerkt.