De lente is hier nu echt begonnen. De kortdurende, maar uitbundige sakura (kersenbloesem) vormde twee weken geleden de opmaat hiervoor. De enige kersenbloesem in onze tuin hangt als een roze wolk boven de poort. Het stuwmeertje beneden in ons dorp is omzoomd met stralend witte bloesem. Juist op dat hoogtepunt vertrekken wij voor een week naar Toyohashi, geboortestad van Hiroe, bijna 200 km verderop. Hier zijn wij met anderen voor een hanami-picknick uitgenodigd en vleien ons, zoals velen, op een blauw zeiltje onder de bomen. Het is licht bewolkt en af en toe steekt er een briesje op. Deze keer geen verwondering over de bloesem boven ons, maar verrukking over de ‘sneeuw’ die in de vorm van witte blaadjes op ons en de heerlijkheden neerdaalt. Als enige man en buitenlander in het gezelschap van acht vrouwen die deze opwinding met elkaar delen, zit ik er bij en kijk ernaar. Het is de tweede keer dat ik een ‘hanami’ (bloesemkijken) – op dezelfde plek en met nagenoeg dezelfde mensen – meemaak; aan eten en drinken geen gebrek maar het plezier en de onbevangenheid van de eerste keer mis ik. Hanami is een nationale ‘sport’, die in heel Japan wordt bedreven tijdens de bloeiperiode die als een meteorologische golf over de archipel van zuid-west naar noord-oost schuift. Waar wij in Nederland met het oog op ijspret de vorstverwachting in de gaten houden, volgen Japanners met spanning de weers-/ annex bloesemberichten. Reclame, horeca en middenstand weten er ook raad mee: alles is sakura wat de klok slaat tot en met de koffie, zoals ik gisteren nog zag: een toefje slagroom drijvend op het zwarte vocht afgetopt met een bloesemblaadje! Toemaar!
We zijn niet alleen in Toyohashi voor de bloesem. Hiroe heeft er in verband met onze emigratie een en ander te regelen op het stadhuis en we bezoeken haar 95-jarige moeder in ‘Casa Blanca’, het verzorgingshuis waar ze woont. Wegens een griep-epidemie wordt ons dat bezoek aanvankelijk geweigerd, maar de vasthoudendheid van Hiroe maakt het toch mogelijk. Wanneer mijn schoonmoeder door een alleraardigste verzorgster de entreehal wordt ingereden herkent ze mij vrijwel meteen, maar met Hiroe heeft ze moeite. In haar herinnering had ze een ronder gezicht en na enige aarzeling beseft ze dat het haar dochter is. Verwarring en ontroering wisselen elkaar af. Het dringt niet tot haar door wanneer we vertellen over onze verhuizing naar Nara. Ze leeft in een andere wereld. Haar stem klinkt nog even krachtig als voorheen maar uit haar korte zinnen kunnen we niet veel meer opmaken dan dat ze het erg naar haar zin heeft in Casa Blanca. Na amper tien minuten legt ze haar hoofd op de armleuning van haar rolstoel en valt in slaap, een teken voor ons dat het genoeg is geweest. We nemen afscheid en ze zwaait ons uit tot bij de voordeur.
Sinds Hiroe’s moeder niet meer thuis woont logeren we bij vrienden. We zijn er kind aan huis en vertrouwd met de hele familie: van de jongste telg tot Obaasan, de 95-jarige maar nog altijd vitale ‘Mater familias’. Allemaal zijn ze ooit in Nederland geweest en hebben bij ons in Heesbeen gelogeerd. Op zaterdag 7 april zijn we te gast bij het trouwfeest van de jongste zoon. Dat wordt gevierd in een bijzonder hotel nabij de beroemde Fuji-berg in Hakone, een populaire streek vanwege het natuurschoon. De accommodatie (‘Nest In’ genaamd ) is ongeveer een eeuw oud en recentelijk uitgebreid met een aantal ‘villa’s. Die liggen verspreid over een helling en verscholen in het groen. Hiroe en ik worden in een ‘nest’ ondergebracht waarin een heuse pianovleugel staat en waar we privé beschikken over een heet bronwaterbad dat zich buiten aan de rand van een prachtige vijver bevindt. Een luxe, die wel heel erg afsteekt bij ons eigen gastenverblijf in Nara, waar we overigens met veel plezier bivakkeren. We laten het ons welgevallen. Het feest zelf is tamelijk informeel en bestaat eigenlijk uit een uitgebreide lunch, waarvoor iedereen zich heeft uitgedost: van casual tot kimono en van sneakers tot pumps. Op de melodie van ‘do-re-mi-fa-sol’ uit de ‘Sound of Music’ heeft Hiroe een liedje in elkaar gezet dat zij met de familie (‘von Trapp’) van de bruidegom zingt; in Japan kent iedereen de musicalfilm en het lied wordt o.l.v. ‘Maria’ (Hiroe) uit volle borst meegezongen. Op de terugweg rijden we door het prachtige Hakone met het Ashino meer aan de voet van de Fuji-berg. Dankzij het heldere weer kunnen we deze ‘goddelijke vulkaan’ van verschillende kanten bewonderen. Hij staat zo ontzagwekkend in het landschap dat hij zijn bovenaardse status wel verdient. En hij is niet voor niets zo vaak verbeeld in poëzie en beeldende kunst, van Hokusai’s beroemde houtsneden (36 gezichten op de berg Fuji) in de 19e eeuw tot recentelijk Fiona Tan’s film ‘Ascent’ die we vorig jaar in het Tilburgse Museum De Pont zagen.
Als we terug zijn in Nara hebben we nog 10 dagen voor we weer naar Nederland gaan. Binnen die periode moeten we uit twee kandidaten de aannemer kiezen, die de renovatie van ons huis voortzet. Met beide hebben we gedetailleerd onze plannen/wensen doorgesproken, hun begrotingen geanalyseerd, laten toelichten en aanpassen. Beider offertes, aanpak en capaciteit lopen niet ver uiteen en dat maakt de keuze lastig. Morgen, 17 april, hakken we de knoop door.
We regelen ondertussen allerlei formaliteiten in verband met onze emigratie en werken in de tuin. Dat laatste vormt een mooi tegenwicht tegen het eerste. Hiroe ontdekt allerlei plantjes die tussen het onkruid boven de grond komen. Onder andere allerlei varens, hosta’s, helleborussen, pioenrozen en hortensia’s; de camelia’s bloeien nog steeds en aan de verschillende esdoorns ontspruiten de blaadjes. Het barst van de salamanders en kikkers in soorten, maten en geluiden (‘s-nachts is het een hels kabaal). Pal voor onze deur zien we een kleine zwarte slang een boomkikkertje verschalken; ik heb het niet op die beesten, maar fascinerend vond in dit wel.
Er lopen verschillende watergeulen om ons huis en in de tuin, die in de loop der tijden helemaal zijn dichtgeslibd; Ik heb ze allemaal uitgegraven en schoongemaakt net voordat er 55 mm regen viel. Dat was gisteren en met voldoening heb ik het water naar de lagergelegen straatriolering zien gutsen. Afwatering en waterhuishouding zijn in het bergachtige Japan minstens zo belangrijk als in het vlakke Nederland. Zeker vanwege de natte rijstbouw. Zoals overal elders zijn in onze omgeving honderden akkertjes, die terrasvormig tegen de hellingen liggen en die met dijkjes en een ingewikkeld stelsel van waterlopen bevloeid dan wel gedraineerd worden.
We zijn blij de eerste lente hier al zo’n beetje meegemaakt te hebben, we genieten van de vrolijke ogoeisoe (Japanse nachtegaal). Met zijn opgewekte en rijkgeschakeerde zang worden we eerder en vooral prettiger gewekt dan door de dorps sirene. Die sirene loeit hier 7 dagen per week gedurende 10 seconde om 6, 9, 12, 15 en 18.00 uur! In het begin was het schrikken en Hiroe veronderstelde de eerste keer dat er alarm geslagen werd i.v.m. een mogelijk Noord-Koreaanse raketaanval. Maar inmiddels zijn we gewend aan deze collectieve tijdsdressuur.