HOTSPOT

De digitale snelweg in de vorm van glasvezelkabel is in Japan breed uitgerold. Ook in ons buurtschap Sugawacho, dat weliswaar onder Nara-stad valt maar toch echt platteland is. Net als aansluiting op het rioolnet geeft zo’n voorziening het gevoel bij de wereld en de tijd te horen. We dachten dan ook eenvoudig op de bovengrondse kabel, die al voor onze deur hangt, aangesloten te kunnen worden. Technisch een fluitje van een cent, maar…. daarmee vliegen de bites nog niet zo maar heen en weer. 

Eerder meldde ik al dat KCN, het kabelbedrijf, een monopolist is en de glasvezelkabel op de eerste plaats gebruikt voor doorgifte van Tv-signalen. Internet is bijzaak. Met de dorpsverenigingen in deze regio heeft het jaren geleden afgesproken dat het voor ongestoorde TV doorgifte zorgt als de vereniging optreedt als tussenpersoon tussen klant en KCN. Voor de vergrijzende bevolking in het buitengebied is Sumo-worstelwedstrijden kijken belangrijker dan de wereld van internet. En zodoende schikten de door oude mannen gedomineerde dorpsverenigingen in de voorwaarde van KCN dat kabelaansluiting altijd betekent: een TV + internet. En dat voor enorme bedragen.

Wij willen echter geen TV en voorzover we dat zouden willen kan dat via internet. Dus opteren wij uitsluitend voor internetverbinding met overeenkomstige betaling. Begin juli worden we – zonder contract – aangesloten op de glasvezelkabel. De installateurs gaan hun boekje te buiten door ons te verzekeren alleen voor internet aangeslagen te worden.

Aanvankelijk lijkt ons dorpsverenigingsbestuur in de personen van voorzitter en vice voorzitter wel oren te hebben naar ons standpunt. Temeer ook omdat we van verschillende mensen in de buurt vernemen KCN veel te duur te vinden en het niet eens te zijn met die verplichte TV – internet koppeling. Twee, drie keer komen de heren bestuursleden op bezoek. Maar ze laten Hiroe de kastanjes uit het vuur halen. Een manager van KCN komt bij ons langs die peentjes begint te zweten als Hiroe fel van leer trekt over de onwrikbaarheid van het bedrijf en geen enkele opening biedt of suggestie doet. Telkens hamert Hiroe op het feit dat we niet alleen voor ons zelf opkomen. Jonge mensen surfen meer op internet dan dat ze TV kijken en het peperdure KCN contract jaagt jonge mensen uit de dorpen weg. Persoonlijk begrijpt hij ons standpunt wel, maar het bedrijf….. Hij zal de zaak niettemin voorleggen aan zijn baas, maar waarschuwt voor vals optimisme. Dan weten we eigenlijk al genoeg.

Hiroe onderzoekt bij een soort ‘Autoriteit Consument en Markt’ in Tokyo of KCN zijn monopolie niet misbruikt, maar de dienstdoende ambtenaar reageert slechts alsof hij in zijn middagdutje wordt gestoord. We gaan naar het stadhuis in Nara om bij de afdeling ‘digitaal verkeer’ te informeren welke rol de gemeente speelt bij internetvoorziening in het buitengebied. Op hun verzoek stuurt Hiroe een uitvoerige en gedetailleerde e-mail waarin ze onze situatie met KCN en de dorpsvereniging schetst. Ze wijst er bovendien op dat internet belangrijk is om het platteland leefbaar te houden en dat wij daar op onze manier een bijdrage aan willen leveren. Na een week komt het antwoord: de gemeente Nara heeft niets te maken met KCN, de dorpsvereniging en wat die met elkaar regelen, dat behoort tot de ‘privesector’, oftewel de ‘vrije markt’. “Wij  wensen u verder een blij leven in onze gemeente”. 

Ondertussen duiken de bestuursleden van de dorpsvereniging weg. Ze nemen de telefoon niet meer op en reageren niet op ingesproken boodschappen. Zo gretig als ze aanvankelijk zijn om ons lid van de vereniging te maken en een KCN contract te laten tekenen zo onzichtbaar maken ze zich na het eerste bezoek aan ons van de KCN manager. In een flitscontact met de vicevoorzitter laat deze zich ontvallen dat inwilliging van ons verzoek tot prijsverhoging van alle leden/klanten leidt. En daarmee wordt duidelijk dat KCN het bestuur met een dreigement onder druk heeft gezet. Braaf schikken de heren zich in het standpunt van KCN. De intimidatie werkt.

Voor de tweede keer bezoek van de KCN manager. Zijn gezicht verraadt meteen bij binnenkomst ‘slecht weer’. Zijn superieuren zien geen mogelijkheid iets voor ons te doen. Als we het contract niet snel tekenen dan gaat de stekker er per 25 augustus uit. We hebben dan nog een week bedenktijd. Als troostprijs belooft hij ons geen kosten in rekening te brengen voor de installatie en het gebruik van de kabel. We zullen zien. 

Inmiddels naarstig op zoek naar een alternatief voor de glasvezelkabel, want ook wij blijven bij ons standpunt. Na een telefonische waarschuwing vooraf gaat de internetverbinding inderdaad op 25 augustus ‘op zwart’. We maken een speurtocht langs de grote mobiele telefoon aanbieders, zeg maar de KPN’s en Tele2’s van Japan. Mobiel internet via 4G blijkt de oplossing. Met een zogenaamde ‘router’ in huis hebben we de beschikking over minimaal 30 GB per maand, onze eigen hotspot zeg maar. En zo zijn we sinds 1 september weer – draadloos – met de wereld verbonden.

In 1995 publiceerde Karel van Wolferen “Japan, de onzichtbare drijfveren van een wereldmacht”, een boek dat in Japan veel stof deed opwaaien en waarvoor de Japanse uitgever doodsbedreigingen ontving. Van Wolferen, die vloeiend Japans spreekt en heel lang in Japan woonde, o.a. als correspondent van NRC-Handelsblad, probeert in dit boek te achterhalen, waar hier de politieke, economische en financiële macht zit. Hij komt tot de conclusie dat die zich concentreert in een schemergebied tussen bedrijfsleven en ambtenarij. Politici zijn slechts marionetten van deze machtsblokken. Het parlementaire systeem en verkiezingen dienen hier slechts als ‘democratische’ dekmantel voor. De burger is nergens. Destijds las ik dat boek, dat goed gedocumenteerd is, met grote verbazing. Maar nu ik in Japan woon – ik geef toe ik kom pas kijken – beginnen Van Wolferens observaties allengs voor me te leven. 

In korte tijd heb ik toch al ervaren dat de overheid het bedrijfsleven beter beschermt dan zijn burgers. Die laatsten ondergaan het maatschappelijk bestel tamelijk gelaten, evenals de verstikkende bureaucratie en schikken zich, volgen braaf. Conformisme ligt Japanners beter dan rebellie of verzet. Liever harmonie dan conflict. Als we met dorpsgenoten praten over onze ‘kabelaffaire’ zijn ze het grondig met ons eens. Tegelijkertijd ontwaar ik scepsis in hun ogen over onze pogingen iets veranderd te krijgen. 

L: Hiroe kijkt vanuit de ’tatami-kamer’ in de tuin;

R: Hiroe in gesprek met buurman over KCN

O-bon

 

Sinds afgelopen vrijdag liggen de renovatiewerkzaamheden in ons huis stil. De timmerlieden hebben vrij wegens O-bon, een soort Allerzielen dat elk jaar van 13 tot en met 15 augustus plaatsvindt. Het is geen nationale feestdag, maar nagenoeg alle bedrijven liggen stil en er is beduidend minder vrachtverkeer op de weg. Niemand maakt zakelijke afspraken. Vóór O-bon heeft iedereen het extra druk: allerlei klussen moeten voordien geklaard zijn, overal wordt opgeruimd, gewied, gemaaid en geveegd. 

De doden blijven hier bij de levenden horen: er zijn regels die aangeven waar, hoe vaak en op welke momenten sinds het heengaan de overledene herdacht dient te worden en dat is vaak. Al dan niet in aanwezigheid van een Boeddhistische priester. Maar altijd voor de Butsudan, het huisaltaar dat in praktisch ieder huis te vinden is, zeker hier op het platteland. Je vindt ze in soorten en maten, van kaal en eenvoudig tot rijken en barok. Achter openslaande kastdeuren bevindt zich een rijkversierd tabernakel als van een katholieke kerk, vol blinkend koperkleurig metaal, met centraal achterin een boeddhabeeldje. Eromheen kitscherige lampjes, kaarsjes en decoraties. In nisjes en op plateautjes leunen soms de portretten van overleden familieleden evenals kleine boekjes, waarin de genealogie van gestorven voorouders wordt bijgehouden. Hiervoor worden offergaven geplaatst zoals rijst, fruit en soms een boeketje. Tenslotte geheel vooraan een schoteltje om wierook te branden en een bel om de aandacht van de overledene te trekken. Geregeld nemen familieleden of bezoekers plaats op het kussen voor de Butsudan, steken een wierookstokje aan, luiden de bel en buigen devoot met de handen tegen elkaar het hoofd. Zo heb ik zelf verschillende keren tijdens bezoek aan vrienden dit ritueel uitgevoerd als uiting van respect voor zowel de levenden als de doden.

     

Tijdens O-bon verzamelen familieleden zich in het (voor)ouderlijk huis. Op de 13e worden voor het huis bij de poort of inrit links en rechts een busseltjes stro of houtjes aangestoken. De rook die hiervan opstijgt dient de geesten van de overledenen naar hun vroegere woning te gidsen, waar ze gedurende drie dagen in het gezelschap van hun nabestaanden kunnen verkeren. Er worden Boeddhistische soetra’s gereciteerd en wierook gebrand; natuurlijk wordt er uitgebreid – vegetarisch – gegeten. Een portie ervan wordt op het altaar geplaatst. Op de 15e begeleiden rooksignalen bij de poort de geesten opnieuw wanneer ze geacht worden terug te keren naar hun hemelse verblijfplaats.

Ook Japan kent secularisering oftewel verwereldlijking. Bij verschillende huizen zie ik uitgedoofde strobusseltjes, zoals bij onze buren, een drie generatie familie. Maar dit zijn wellicht evenveel symbolische  als letterlijke overblijfselen van een traditie die aan het verdwijnen is. Onze buurvrouw vertelt dat de jongste generatie niet voor O-bon thuiskomt; ze hebben het te druk. Er zijn bovendien nog drie andere momenten in het jaar waarop doden kunnen worden herdacht en de familie bij elkaar komt. Zij doet er nogal onverschillig over en het is met name haar bejaarde moeder die ‘het vuurtje aansteekt’ en de traditie levend houdt. Japanners gooien niet gauw iets weg, of het nu spullen zijn of gewoonten/tradities. Ze houden de vorm van tradities wel in ere maar over de inhoud maken ze zich niet meer zo druk.

O-bon betekent topdrukte voor de Boeddhistische clerus en omdat ook hier het aantal priesters slinkt kunnen ze de vraag amper aan. Ze haasten zich van het ene adres naar het andere. Zeker wanneer een dierbare minder dan een jaar geleden is gestorven is de aanwezigheid van een O-bo-san bij de herdenking gewenst. Hij of zij gaat voor bij het reciteren van de soetra’s en het branden van de wierook terwijl iedereen rondom het huisaltaar is verzameld. Afgelopen dagen ben ik er twee – in vol ornaat – tegengekomen, waarvan er een op een motorfiets. Helaas heb ik geen foto van de eerwaarde kunnen maken: zoals hij licht voorovergebogen op zijn tweewieler zat, in wapperende gewaden met een helm op waar hij normaliter een plechtige mijter draagt.

Vanochtend kwamen de timmerlieden weer opdagen en, gevraagd naar hun O-bon, lieten ze spontaan weten drie dagen vooral geluierd te hebben. Sakai-san, onze aannemer en vader van een van de timmerlui, vertelde dat hij het wel heel druk had met O-bon: zowel voor zijn eigen familie alsook ook vanwege de herdenking bij de familie van zijn echtgenote. Sakai-san junior zwijgt. Hij is ongetwijfeld aanwezig geweest in het ouderlijk huis, maar zijn zwijgen zegt genoeg over het belang dat hij hecht aan de traditie van de generatie boven hem.

HANABI en HANAMI

Vorige week zaterdag hadden Hiroe en ik vrijkaarten voor een vuurwerk manifestatie in Osaka, de ‘Yodogawa hanabi tai kai’. Een goodwill investering van onze verzekeringsagent, die tijd noch moeite spaart om ons huis, inboedel en auto via hem verzekerd te krijgen. Behalve de vele uren die hij zich veroorlooft om met ons over koetjes en kalfjes te babbelen trakteert hij ons dus ook op ‘VIP plaatsen’ bij de vuurwerkshow. Compleet met gratis eten en drinken.We nemen de trein van Nara-stad naar centraal station Osaka om van daar te voet naar de oever van de Yodo rivier te gaan, waar het spektakel zich zal afspelen.
Bij elk tussenstation stappen passagiers in met hetzelfde reisdoel. En tegen de tijd dat we Osaka bereiken puilt de trein uit van vuurwerkgangers. Drommen mensen schuifelen naar de uitgang zonder haast of geduw. De massa beweegt organisch in een en dezelfde richting, niemand versnelt of vertraagt, niemand raakt elkaar aan. Eenmaal buiten op straat ontstaat er meer bewegingsruimte en vertakt die trage mensenrivier zich in kleinere, maar nog altijd trottoir-brede stromen. Alles richting Yodogawa.
Het is rond vijf uur en hoewel de lage zon hier en daar al door skyscrapers wordt tegengehouden is het nog volop licht. We lopen hoofdzakelijk tussen jonge mensen, waarvan er veel een zomerkimono dragen. De spetterende kimonokleuren en -patronen waarin de meisjes gekleed gaan is als een voorspel op het vuurwerkspektakel waarnaar we op weg zijn. Hun vriendjes geven die vrolijkheid extra cachet door het contrasterend antraciet en grijs van hun kimono’s met uiterst subtiele patronen. Om op tijd op onze VIPplaatsen te geraken moeten we af en toe onze pas versnellen en zelfs hier en daar tussen de menigte naar voren slalommen. Maar toch permitteer ik me telkens te genieten van het feestelijk schouwspel voor ons: de sierlijke bewegingen op de kletterende getta’s (houten schoeisel) vermengd met gegiechel en vrolijk gebabbel van de (verliefde) stelletjes in kimono. Ze gaan helemaal op in hun samenzijn maar raken elkaar amper aan.

De Yodogawa is een forse rivier die dwars door Osaka stroomt en op de plek waar de brede oevers een populair park vormen vindt het jaarlijkse vuurwerk plaats. Zo’n half miljoen mensen komt erop af en daar zijn wij er dit jaar twee van. Bij ‘onze gate’ staat een leger stewards klaar om gasten te voorzien van een plastic tas met ‘obento’ (lunchbox) en groene thee. Een van hen begeleidt ons naar onze plaatsen aan een lange smalle tafel in vak G, zo’n 40 meter van het water. Muziek schalt door de speakers. Een boot legt aan om het nog lege vak voor ons te vullen. Bedrijvigheid alom van gasten op zoek naar hun stoel en van jongelui die hen van grote sushischotels, bier en fris voorzien. Met het vallen van de avond nemen drukte, bedrijvigheid en de bergen afval toe. Het merendeel van de mensen staat of zit op het taluud en aan de overkant, vanwaar het vuurwerk word afgestoken kan iedereen gratis kijken.Ik voel me wel bevoorrecht maar geen VIP, zeker niet als onze begunstiger, de verzekeringsagent, in een T-shirt van het bedienend personeel aan komt zetten. Alleraardigste man, voor wie niets te veel is om zijn broodbazen van dienst te zijn en zijn klanten te plezieren. Dit is Japan. Onze tafelgenoten zijn de makelaar van wie wij ons huis kochten en zijn gezin. Hij heeft ons bij de verzekeringsagent geïntroduceerd, vandaar. Maar we kunnen het goed met hem vinden en we vinden het leuk om zijn vrouw en kinderen te leren kennen.

Om half acht is het donker. Een heerlijke buitentemperatuur. Kantoorlichten aan de overkant van het water herinneren ons eraan dat we midden in een miljoenenstad zitten.Sterren verschijnen aan de onbewolkte hemel en het drukke vliegverkeer zorgt voor bewegende lichtjes boven de skyline.

Klokslag 19.40 uur barst het vuurwerk los. Recht voor ons – vanaf de overzijde van het water -wordt de ene vuurwerkbom na de andere afgevuurd. Spectaculair! Het knallen en knetteren wordt begeleid door ahh’s en ooohh’s uit het publiek en door muziek dat uit de speakers knalt. Op de eerste maten van Beethovens vijfde symphonie schieten vuurpijlen omhoog om boven ons hoofd bij elke paukenslag in een kleurenparaplu uiteen te spatten. Zonder onderbreking is de lucht boven en voor ons het decor van het indrukwekkendste vuurwerk dat ik ooit mee mocht maken en dat een uur lang! Niet alleen de kleurexplosies en -fonteinen zelf ontlokken mij ah’s en oh’s van bewondering maar ook de grijswitte rooksporen die ze achterlaten. Als reusachtige spinnenwebben of octopussen hangen ze nog even in de lucht. Het tegelijkertijd zien oplichten en doven van zo’n massa vuurwerk is misschien het meest aantrekkelijke aan dit schouwspel.

 

Het Japanse woord voor vuurwerk ‘Hanabi’ – vuurbloemen – lijkt erg op ‘Hanami’- kijken naar bloemen – niet alleen vanwege de klank en de bloemen. Het aandachtig kijken naar (natuur)verschijnselen is een traditionele en geliefde bezigheid onder Japanners. Zo turen ze naar de mooiste volle maan van het jaar, spotten vuurvliegjes langs bepaalde stroompjes en trekken erop uit om spectaculaire herfstkleuren te bewonderen. Het meest populair en bekend is de ‘Hanami’ het kijken naar de kersenbloesem in het voorjaar. De aantrekkingskracht en schoonheidservaring bij al die aandacht voor vuurwerk, maan, bloesem of herfstpracht is gelegen in de kortstondigheid en vergankelijkheid van waar je naar kijkt of wat je bewondert. Ik kan me daar wel in vinden. Zo heb ik ook genoten van de ‘hanabi’. Maar evenzeer van de jongelui die voor me liepen op weg naar de vuurwerkshow. Die sensatie kon ik beleven als een  ’hanami’ of ……..zou dit aan mijn leeftijd liggen.

WATEROVERLAST

We zijn nu bijna twee weken in Nara/Sugawacho en het lijkt alsof Het Schoolhuis, Heesbeen en Nederland niet alleen in afstand maar ook in tijd ver achter ons ligt. De eerste dagen waren warm en zonnig, daarna is het flink gaan regenen en evengoed warm. Konden we ons eerst baden in het zweet daarna kon het ook in het water dat met bakken naar beneden viel. De watersnoodramp voltrok zich met name in West Japan, zo’n 200km van hier. Bij ons niet zo erg, maar toch…In de stromende regen heb ik een greppeltje aan de achter- en zijkant van het huis moeten graven, zoals een kampeerder wel doet rond zijn tent. Toch kregen we water binnen dat zich verzamelde op een plek waar de betonnen vloer was weggebroken. Hozen geblazen, want al het hout en gereedschap van de aannemer ligt er opgetast. Ook de aannemer gebeld, die snel kwam met een pompje om er dag en nacht het water weg te houden.

Het is prettig om aan te komen op een al vertrouwde plek en in een bekend huisje (gastenverblijf), waardoor het gevoel van ‘emigreren’ er niet is. We kennen de omgeving al, de buren, het dorp en zijn al min of meer vaste klant bij de supermarkt verderop. 

     

De aannemer is hard aan het werk om te zorgen dat medio augustus twee ruimten klaar zijn om de containerlading op te slaan. Het duurt zeker nog 8 maanden voor het hele huis klaar is. Het wordt wel iets moois. Het is fantastisch om te zien hoe de – meewerkende – aannemer (76), zijn zoon en een medewerker gestaag, precies, vakkundig en zonder veel lawaai aan het werk zijn, doorgaans zesdagen per week. En vakmanschap tonen ze: bijna alle forse houten palen, waarop de hele dakconstructie rust waren aan de onderzijde aangevreten door de ‘shiroari’, larf van de witte mier, een minuscuul beestje, dat op den duur het hout in een spons doet veranderen. Ze hebben die onderstukken vervangen op een ongelooflijk ingenieuze manier zichtbaar op de plek waar oud en nieuw zijn verbonden. En tegelijkertijd het hele huis waterpas/loodrecht gemaakt/gehouden! De aannemer heeft zichtbaar plezier in de klus en Hiroe kan het heel goed met hem en de andere timmerlieden vinden. De lachsalvo’s galmen soms door het dorp.

 

Ook kwam de voorzitter van de locale dorpsvereniging langs om ons lid te maken. Maar dat gaat -wat ons betreft – niet zonder slag of stoot. Om te beginnen moet je zo’n kleine 800 Euro betalen en daarna nog eens 56 euro per maand. Op de vraag van Hiroe “wat doen jullie voor al dat geld?”  kwam geen helder antwoord. Verder heeft de dorpsvereniging een contract met de firma die glasvezelkabel-aansluiting verzorgt (monopolist) en als we daar gebruik van willen maken moeten we bijna 900 euro schuiven, afgezien van de maandelijkse kosten. De voorzitter moest onverrichter zaken terugkeren naar huis, want allerlei verklaringen over grond en golfclubs waar de vereniging in verwikkeld is geraakt maakten de zaak zo schimmig, dat we – tot grote verbazing van de voorzitter – eerst heldere uitleg en financiële verantwoording willen voor we welk besluit dan ook nemen. Hij liet de nodige papieren met lidmaatschapsvoorwaarden etc achter zodat Hiroe die goed kon bestuderen. En dat deed ze. Toen hij  twee dagen later opnieuw kwam, gesecondeerd door de vicevoorzitter, werden de heren bedolven onder een spervuur van vragen.

Niet gewend aan zo’n situatie, probeerde vooral de vicevoorzitter, die ook wat intelligenter leek dan zijn voorman, elke vraag te beantwoorden. Hoewel ik niets verstond en Hiroe enkel af en toe een kernsamenvatting van het gesprek gaf, vond ik het vermakelijk. Het bleek dat nog nooit iemand een vraag had gesteld over de relatie contributie –  tegenprestaties, dat reglementen al decennia lang ongewijzigd zijn en vooral dat deze blindelings door het ene bestuur van het andere werden overgenomen en dat ze dus zelf ook niet meer wisten waarom de zaken waren als ze nu zijn. De bestuursleden bedankten Hiroe voor haar kritische opmerkingen en vertrokken zonder ons als nieuw lid te verwelkomen. Toen Hiroe twee dagen later belde met de mededeling dat we wel lid worden maar enkel voor de maandelijkse contributie viel dat helemaal niet slecht en werd onze opstelling zelfs gewaardeerd, ook al moet er nog over vergaderd worden.

Wat die glasvezelkabel-aansluiting betreft ging Hiroe ook met de firma in discussie; ze vragen eerst veel geld voor het aanleggen, daarna voor het aansluiten en dan nog eens een maandelijks bedrag. Het is bovendien een koppelverkoop met TVsignalen.  De (bovengrondse) kabel bungelt al aan de paal recht tegenover ons huis, dus die aanlegkosten kunnen wat ons betreft geschrapt worden. Ook hier heeft Hiroe’s volharding enig succes. Sinds dinsdag zijn we via de glasvezelkabel met de wereld verbonden zonder de inclusieve doorgifte van TV signalen te betalen. TV doen we wel via internet.

De dorpsvereniging is hier – anders dan in Heesbeen, waar de leden voor 25,EUR per jaar op een jaarlijkse toneelvoorstelling, kerstviering,viswedstrijd en een maandelijkse instuif kunnen rekenen –  een privaatrechtelijk, maar gewichtig orgaan. En …anders dan in Nederland hebben leden niets te vertellen, het bestuur bepaalt alles. Verkiezingen? Geen idee. Ledenvergaderingen ‘wat is dat?’. En zo leer ik al weer dat ik Nederland(se mores en gewoonten) moet vergeten. Gelukkig dat Hiroe een – bijna Hollands – kritische instelling heeft (van jongsaf aan) die ons helpt niets voor zoete koek aan te nemen. En de bestuursleden maar denken: “ wie hebben we nu toch in huis gehaald…….?”

Tenslotte: de eerste aap gespot, een volwassen makaak, die rustig over de weg voor ons huis wandelde. Enkele dagen later werden we ‘s-nachts gewekt omdat zo’n exemplaar over ons dak kuierde…….je kunt maar ergens wakker van liggen.

WELDADIGE BUREAUCRATIE

 

Sinds gister ben ik officieel inwoner van Nara. Snel en voortvarend gegaan. Zonder Hiroe, die elk in het Japans gestelde formulier invult, had ik dit niet gered. De hulp-secretarie van het stadhuis ligt bij ons om de hoek: een zaaltje met ongeveer acht ambtenaren die bij onze binnenkomst allemaal – behalve hun chef achterin – van hun stoel opspringen en ons verwelkomen. Ze kennen ons nog van de vorige keer en de mevrouw die toen een formulier met een verkeerde naam meegaf durft uit schaamte daarover haast niet meer naar de balie te komen om ons te helpen. Ietwat verlegen maar uiterst vriendelijk en behulpzaamheid verwijst ze ons naar  het stadhuis in Nara-stad, daar gaat alles gegarandeerd goed. We begrijpen de verwijzing. Ze maakt nog een lichte buiging ten afscheid en nagestaard door het hele ambtenarencorps vertrekken we.

Japan kent een enorme bureaucratie met duizenden ambtenaren en miljoenen formulieren. De stadskantoren – ik heb er verschillende bezocht op allerlei plekken in Japan, zowel in grote steden als kleinere – zijn de moeite van een studie waard. Het is er altijd druk, zowel voor als achter de balies. Waar in Nederland ‘clean desk’ de norm is lijkt hier het tegenovergestelde: op elke afdeling heb je een enorme zaal volgepropt met bureautjes, kastjes, kopieer- en printapparaten, die weer volgestapeld of liever dichtgeslibd zijn met dozen, ordners, stapels papier, in bakjes gesorteerde formulieren, regel- en instructieboekjes. Elk plat vlak van schotten, schermpjes, kastdeuren, ladenblokken, apparaten, stoelrugleuningen zijn volgeplakt met mededelingen, affiches, instructies en Post-it briefjes. Elke werkplek heeft een computer, dat wel, maar de norm is nog steeds potlood, pen en papier. Door de gehele kantoorjungle slingeren eenmanspaadjes, waar ambtenaren soepel en snel op en neer bewegen tussen de balie en ‘Back Office’ werkers. En hoe chaotisch het er ook allemaal uitziet dagelijks worden er honderden burgers op een efficiënte en prettige manier geholpen. ‘Geroutineerd, aandachtig, vriendelijk en behulpzaam’ zo zou ik de houding van het gros van deze volksdienaren willen karakteriseren. Geen ‘overheidsdienaren’ dus zoals in Nederland, maar ambtenaren in dienst van het volk, een uitvloeisel van de Confucianistische geest, die in vroeger tijd – net als zoveel andere culturele aspecten – is overgenomen van China. 

Wel, in deze context heb ik niet alleen mijn inschrijving in de gemeente Nara kunnen voltooien, inclusief een verblijfsvergunning voor 3 jaar, maar ook mijn zorgverzekering. Dat laatste lijkt op het vroegere Nederlandse ziekenfonds: je betaalt premie en de overheid vergoed 80% van alle ziektekosten. Over drie maanden ontvang ik bovendien een 70+pasje, waarmee ik seniorenkorting krijg in openbaar vervoer en allerlei sociaal-culturele voorzieningen.

Japan legt zijn burgers niet in de watten, maar als verzorgingsstaat lijkt het toch niet zover af te staan van menig Europese. 

En op de valreep………Belgie won spectaculair van Japan in het WK18 met 3 – 2; we hebben de wedstrijd niet kunnen zien; voetbal of WK is hier geen ‘gesprek van de dag’.