URUSHI

– wat glimt als een spiegel verbergt zichzelf  –

Met een ‘tomtom’ kom je in vrijwel elke uithoek van Japan, maar niet per se op elk adres. Straatnamen zijn er zeldzaam evenals huisnummers. Wij hebben een afspraak met Tarui-san die aan de rand van Nara-stad woont. Eenmaal in de buurt bellen we hem waarop hij met de brommer komt om voor ons uit naar zijn huis te rijden. Hoewel aan de voet van de beroemde Wakakusa-berg en omringd door ’t groen van een oerbos oogt zijn huis niet bijzonder. Op het voorterrein een golfplaten loods met auto, brommer en wat fietsen. Kippen en een trotse haan scharrelen vrij rond tussen een trampoline en tuinmeubilair van uitgeholde boomstammen. De natuur heeft het hier voor het zeggen.  Als we hem volgen door de openstaande voordeur scheren zwaluwen langs onze hoofden. De ganglamp hangt scheef onder het gewicht van een zwaluwnest, pal naast de fitting. Ook verderop, bij de trap, nestelt een zwaluwenpaar. Zijn vrouw begroet ons en merkt onze verbazing. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is zegt ze hun huis met de vogels te delen. De zwaluwen vliegen vrij in en uit, het raam boven de voordeur is verwijderd. Dat is’t.

Tarui-san wacht ons ondertussen op in de ontvangstruimte, een met tatami-matten belegde en boekenkasten afgeschermde hoek van zijn werkplaats. Een assistent werkt onverstoorbaar in lotuszit op de vloer aan een serie offertafeltjes. Hij kijkt niet op of om. ’t Geluid van de scharrelkippen en het gekraai van ‘hun baas’ dringen door het open raam binnen.

Het contact met Tarui-san danken we aan Ryō-kun1, die hem dit voorjaar bij ons introduceerde. Zijn cultuurhistorische kennis maakte indruk èn nieuwsgierig naar zijn professie: dat van lakwerker. Urushi (lakwerk)2 is een duizenden jaren oud ambacht dat – ook al weer – vanuit China naar Japan kwam. Aanvankelijk alleen ten behoeve van tempels en schrijnen, later ook voor het keizerlijk hof en de adel. 

Terwijl zijn vrouw ijskoffie serveert vleien we ons op de tatami aan de salontafel, recht tegenover Tarui-san. Hij steekt van wal alsof er geen tijd is te verliezen. Ter illustratie legt hij een plank op tafel: uiterst rechts 3 cm kaal hout, uiterst links ± 10 cm met parelmoer ingelegd hoogglans lakwerk, daartussen de 35 opeenvolgende bewerkingsstadia.

Als een gedreven docent geeft hij college over het lakwerk proces en de toepassing van decoraties met parelmoer, zilver en goud. Een gave schelp, vierkantjes parelmoer om figuurtjes uit te zagen, een plaat 18 karaats goud, alles komt op tafel. 

Hij trekt boeken uit de kast, slaat ze open op pagina’s met afbeeldingen van historisch lakwerk. Ernaast zet hij voorbeelden van eigen werk om de gelijkenis te demonstreren. En die is treffend. Tarui-san noemt zich dan ook geen kunstenaar, maar kopiist. Het namaken van honderden jaren oude voorbeelden is zijn core business.

En zijn klanten? Boeddhistische tempels en Shintoïstische schrijnen. Daar barst het van in Nara, ooit het Boeddhistisch ‘Vaticaan’ van Japan en zelfs voor korte tijd keizerlijke hoofdstad. Veel van deze heiligdommen staan op de Werelderfgoedlijst of zijn Nationaal Cultuurbezit.
Hij blijft er heel bescheiden onder, maar uit zijn verhaal maken we op dat hij een soort ‘hofleverancier’ is voor dit soort instellingen. Niks restaureren dus, maar kopiëren, een oude praktijk die ook geldt voor het ‘behoud’ van veel historische gebouwen. Eeuwenoude tempels kunnen ‘nagelnieuw’ zijn (ook al komt er geen spijker aan te pas).

Zo lijkt Tarui-sans kostje wel gekocht. Want, zo vertelt hij, ooit verordonneerde de abt van een invloedrijke tempel dat lakwerk niet ééns in de zestig, maar elke twintig jaar opnieuw gemaakt moet worden. Snel afschrijven houdt het vak op peil. Dit is nog steeds zo3 en het is aan die oekaze te danken dat het arbeidsintensieve ambacht op dit hoge niveau is blijven bestaan. In plaats van once in a lifetime kan een lakwerker meerdere keren zijn specialisme inzetten en tevens een jongere generatie opleiden. Tarui-san is er zelf het levende bewijs van: zijn vader was vijfde generatie lakwerker in de familie. Hij kreeg het vak dus met de paplepel ingegeven. Al vanaf zijn twaalfde duikt hij in de lakwerkgeschiedenis. Met de jaren groeien zijn kennis, vaardigheden en vooral: zijn liefde voor urushi.

Na ongeveer een uur kondigt hij ‘een bijzondere gast’ aan, maar vertelt niet wie of wat. Terwijl hij even verderop in zijn werkplaats een zoveelste sigaret opsteekt zwaait de deur open. Furuta-san4 komt binnen, behangen met enkele manden en uitgedost als een excentrieke marskramer. Brede grijs op zijn gezicht. De sfeer verandert compleet en zijn komst voelt meer als een overval dan als ’n verrassing. We verhuizen van de tatami naar een chaise longue op een Perzisch tapijtje ernaast, waar Furuta-san meteen begint met het bereiden van thee, zìjn thee uiteraard.

Maar eerst moet er weer geproefd worden: deze keer het verschil tussen water uit een klein glas, uit een keramisch kopje of uit – jawel – een lakwerk kommetje. Ik ben snel klaar met mijn bevindingen: het voelt allemaal anders, maar smaakt hetzelfde. De test valt in meerderheid uit ten gunste van het lakwerk kommetje en dat is precies wat Furuta-san wil horen. Hij had Tarui-san al gevraagd een set theekoppen te maken waarvan de proefmodellen klaarstaan. De testuitslag begroet hij dan ook weer met een brede grijns.

Terug naar de urushi. We krijgen een paneel in handen geduwd dat eruit ziet als iets van klei of metaal. Een geelgroen oppervlak met wat op het eerste gezicht een ‘spijkerpatroon’ lijkt. Hier en daar glinstert een kleurig glaspareltje. De ‘spijkertjes’ blijken kruidnagelen en de ondergrond een laagje peperdure wierook. Ook dit is lakwerk. Om beurten drukken we onze neus tegen het paneel om z’n exotische geur op te snuiven. Een bakje kruidnagels, een pondje van die peperdure wierook en een boek met historische voorbeelden van dergelijk lakwerk komen voor de dag.

Terwijl wij die spullen bestuderen halen de lak- en theemeester hun rookgerei tevoorschijn. Tarui-san stopt wierook in zijn sigaret en biedt Furuta-san hetzelfde aan om het aan zijn shag toe te voegen. Met schalks plezier geeft Tarui-san zich over aan de verkwisting het kostbare goedje alsof hij wil zeggen ‘wierook in lakwerk is ook maar een nutteloze luxe’.

De tabaksgeur al lang ontwend kijk ik met verbazing toe hoe de heren van hun rokertje genieten. Als Furuta-san ons ook nog zijn jointje aanbiedt waan ik me even in een Hollandse koffieshop. Dan begint hij te oreren over oude Chinezen en de geneeskrachtige werking van roken. Maar zulke ‘wetenswaardigheden’ zijn aan ons niet besteed.

Tarui-san blijft nuchter en demonstreert tenslotte hoe hij aan een serie zwarte ronde lakwerkdozen-met-deksel werkt. Puur lakwerk, zonder houten drager. Hij perst daarvoor de dikke lak samen met een stukje weefsel laag voor laag in een mal. Truc is elk segment van de lobvormige doos passend te maken met elk segment van de bijbehorende deksel. Die moeten precies sluiten. Over het demonstratiemodel is hij niet tevreden omdat de twee helften niet naadloos in elkaar vallen. Afgekeurd.

Urushi is perfectie. Met dat idee verlaten we zijn werkplaats en zonder navigatie vinden we de weg terug naar huis

1 ‘Theemonnik’ en bamboevlechter, zie vorige blog
2 Tarui-san gebruikt uitsluitend traditionele lak, gemaakt van het sap van de (Aziatische)
   lakboom.
3 De – nog puntgave – vervangen exemplaren gaan naar donateurs of sponsors.
4 Biologische thee-boer, zie vorige blog