OKINAWA en zijn vooroudergeesten

Okinawa, het meest Zuid-Westelijke deel van de Japanse archipel. Het meest tropische, meest afwijkende en meest geteisterde deel ook. De provincie ligt dichter bij China, Korea en Taiwan dan bij Tokyo.

Ooit het min of meer zelfstandige koninkrijk Riukiu, staat Okinawa sinds medio 19e eeuw onder Japans gezag. Maar ver verwijderd van het machtscentrum hangt het aan de achterste mem. Cultureel gezien is de bevolking ‘gejapaniseerd’, in politiek en sociaal-economisch opzicht veelal gemarginaliseerd en gediscrimineerd.

De vegetatie is er weelderiger, de voeding soberder en de religie meer animistisch. Tot een paar jaar geleden woonden er de meeste 100-jarigen van de hele wereld.

O-BON
We vliegen in de eerste week van september naar het hoofdeiland, waaraan de provincie zijn naam ontleent. Niet voor de zon want die is daar even schroeiend als hier, noch voor de azuurblauwe zee of de weelderige flora, maar voor de viering van O-Bon. Het is een evenement waarin families gedurende drie dagen samenzijn met de geesten van hun voorouders, een eeuwenoude traditie in veel Oost-Aziatische landen. In de rest van Japan vindt O-Bon medio augustus plaats, maar Okinawa houdt vast aan de maankalender en viert het ergens tussen half juli en medio september. 

Een van onze vrijwilligers, Riku, is er geboren en getogen en woonde er samen met Shinka tot ze – door ambitie gedreven – drie jaar geleden naar Nara verhuisden. Hun hart ligt er echter nog steeds, evenals Riku’s voorouders. Zij voelen het dan ook als hun heilige plicht daar O-bon te vieren. Nieuwsgierigheid naar wat dat betekent brengt ons op het idee om in dezelfde tijd als Riku en Shinka naar Okinawa te reizen en iets van de viering mee te maken. Riku waardeert dit zozeer dat hij de hele reis voor ons organiseert.

OORLOGSKERKHOF
Als alle geesten van Okinawa’s oorlogsdoden zich er op één moment zouden verzamelen zou het eiland te klein zijn. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog sneuvelen ruim 30 duizend Japanse soldaten in de beslissende slag tussen de Amerikaanse invasiemacht en het Japanse leger. Maar het kost vier keer zoveel burgerlevens. De Japanse militairen gebruiken hen als menselijk schild en op aansporing van datzelfde leger storten duizenden Okinawa bewoners zich als lemmingen van de rotsen of plegen op een andere manier zelfmoord. Het klinkt cynisch, maar onder de oppervlakte is Okinawa één groot oorlogskerkhof, geen familie zonder oorlogsleed. Wij kunnen en willen deze tragische geschiedenis niet ontlopen en bezoeken met Riku en Shinka het Nationale gedenkpark met het museum dat de oorlogsgeschiedenis vertelt. Even staan we stil op de klif van waaraf zo veel eilandbewoners zich het leven benamen.

De gruwelen die we voordien al in een kunstmuseum op doek verbeeld hadden gezien zien we nu aan de hand van foto’s, objecten, kaarten en maquettes. In een honderdtal videofilms doen overlevenden hun verhaal, waarvan ik er een aantal dankzij engelse ondertiteling kan volgen. Stuk voor stuk een deprimerende bevestiging van het cliché dat onschuldige burgers altijd het eerst en vaakst slachtoffer zijn van oorlog en politiek geweld, helaas tot op de dag van vandaag. 

Het live verslag van een 99-jarige overlevende – een dag eerder – biedt wat tegenwicht en staat voor de enorme veerkracht van de geteisterde bevolking. We zitten in een piepklein eettentje op het nabijgelegen eilandje Kudaka wanneer een vitale senior plaats neemt aan een tafeltje achter ons. Blijkbaar vaste klant schotelt de uitbater hem ongevraagd een bordje noedels voor.
Nooit verlegen om ouderen aan te spreken lokt Hiroe hem uit z’n tent. Hij hapt toe en steekt van wal. Als 14-jarige in het Japanse leger gedwongen, is hem ingeprent zelfmoord te plegen in plaats van zich over te gegeven aan de ‘barbaarse Amerikanen’. Maar hij en zijn makkers proberen hun vege lijf te redden door ’s-nachts zwemmend van Okinawa naar Kudaka te vluchten. Veel van zijn kameraden sneuvelen door Amerikaans mitrailleurvuur tijdens die 14 kilometer lange overtocht. Hij bereikt heelhuids de overkant. Nauwelijks bekomen van deze ontsnapping wordt hij opnieuw gedwongen en op dezelfde manier te vluchten maar nu in omgekeerde richting. Ook die overtocht overleeft hij.

Een rasverteller. Aan zijn noedels komt hij niet meer toe. Ook zijn na-oorlogse leven rolt over zijn lippen. Actief geweest in allerlei maatschappelijke functies. Hij trekt langs scholen met zijn oorlogservaring en een pacifistische boodschap. Trots meldt hij de veerdienst tussen de eilanden Okinawa en Kudaka opgezet te hebben en nog steeds de CEO te zijn van de rederij die deze dienst onderhoudt. 

Dan pakt hij de drie-snarige sanshin die naast zijn tafeltje aan de muur hangt en begint al tokkelend op het instrument het ene na het andere lied te zingen. Vol overgave.

INNERLIJKE RIJKDOM
Riku laat onze reis opzettelijk beginnen op Kudaka-eiland om ons een beetje vertrouwd te maken met het volksgeloof van Okinawa 1. Het verhaal gaat dat Godin Amamikyo er aan land ging en van daaruit alle andere Okinawa eilanden schiep. Traditioneel onderhouden vrouwelijke priesters er contact met geesten en goden.

Per auto voert een gids ons langs verschillende ‘Utaki’ oftewel heilige plekken. Een stukje open bos, een inham langs de weg, stukjes strand. Niets opzienbarends.  Stond er geen bord dan zou je er zo aan voorbij gaan. De gids vertelt Hiroe en Shinka over locale goden en geesten, ik volsta met engelstalige tekstjes op de borden. Onze tour eindigt bij een paar onopvallende witgepleisterde gebouwtjes. Van binnen even kaal als van buiten. Er is wel iets van een altaar aanwezig en een stookplaats waar de vuur-god zou huizen, maar voor het overige niets dat op religie wijst. ‘Hoe soberder de buitenkant, hoe rijker het innerlijk’ flitst door mijn hoofd.

 Sober, maar alles behalve bescheiden van omvang, zijn de graven: soms eenzaam ergens in het groen langs de weg, dan weer gegroepeerd tot een knus ‘dodenwijkje’. Enorme bouwwerken, meestal van beton, met een ‘voorpleintje’, waar familie picknicks met de vooroudergeesten houden. Oudere graven hebben ook nog een hoefijzervormige bovenkant. Dit zou de baarmoeder moeten voorstellen, waarin de overledenen terugkeert om de levenscyclus te voltooien.

DANSEN OP LEVEN EN DOOD
Tijdens de drie O-Bon dagen zijn scholen en veel zaken gesloten. Mensen hebben vrij om het (groot)ouderlijk huis te bezoeken en met andere familieleden voorouder-geesten te verwelkomen, er samen mee te eten, te drinken en ze op de derde dag – bij volle maan –  weer uit te zwaaien. Riku’s voorouderlijk huis bestaat niet meer. Oma en ouders zijn verhuisd naar een modern appartementencomplex waar ieder op zichzelf woont.

We gaan wel even bij Riku’s grootmoeder langs. Slecht ter been maar helder van geest vormt ze letterlijk het middelpunt van het gezelschap. Een echte ‘mater familias’ die vanaf haar sponde de lakens uitdeelt. We worden hartelijk onthaald met een kop noedelsoep en maken er kennis met zijn ouders. Een O-bon viering maken we daar niet mee, die blijft binnen de familiekring.

Wel maken we al vast kennis met de traditionele eisa-dans 2., die tijdens O-Bon overal op straat en op pleintjes door allerlei locale gezelschappen wordt uitgevoerd. En Hoe! Voorop muzikanten, electronisch versterkt. Dan groepen dansers en drummers. Energiek en op de seconde gelijk slaat ieder op zijn trom, zingen allen uit volle borst, en dansen simultaan, ook de drummers. De groep beweegt als één geheel zoals spreeuwenwolken in de lucht. Nog steeds eerbetoon aan de voorouders begint de eisa toch hier en daar meer levende toeristen dan dode geesten te behagen en sluipen competitie en commercie binnen.

De volgende ochtend brengen we met Riku en zijn moeder een bezoek aan het familiegraf van moeders kant, ergens ver weg aan de voet van een helling. Zoals overal: een kaal betonnen bouwsel. Geen versiering, namen, data, of herinneringstekens, niets. Overhellend groen fleurt de doodse plek wat op. Moeder en zoon verwijderen gevallen blad waarna we gezamenlijk in stilte de voorouders gedenken. Dit vredige eerbetoon verhult intussen een familie-dispuut over de toekomst van graf en O-Bon viering. De zorgplicht daartoe rust bij Riku’s oom en zijn oudste zoon. Maar die wonen in het verre Tokyo en laten het afweten. Met hen wil een deel van de familie een punt zetten achter het gebruik en het graf ruimen, een ander deel wil voortzetting van de traditie. Geen uniek geval. Familiebanden worden losser, jongeren trekken naar steden en vervreemden van wat hun (voor)ouders generaties lang in stand hielden. 

ACTIVISME
Onze O-bon trip is alles behalve een treurtocht, eerder een plezierige reis die ook langs plekken voert waar Riku en Shinka ooit woonden, die ze veel bezochten of waar ze uitgingen. Zo belanden we in muziekcafé  ‘Okinawan’ uitgebaat door voormalige zangeres Rumi, een echte mama-san 3.. Met een doorleefde ‘soul-stem’ geeft ze orders aan Shinka en enkele van Shinka d’r vriendinnen. Zelf troont ze voor de bar en laat de jongelui draven. Er druppelen mensen binnen met een muziekinstrument en tegen de avond klimt de een na de ander op een barkruk in het deel dat dienst doet als muziekpodium. Op een stel uit Tokyo na, allemaal locale ‘troubadours’, die elkaar kennen. De meesten, waaronder Shinka, zijn singer-songwriter en brengen eigen werk ten gehore. In het Japans. 
Tijdens de optredens krijgen we (weer) ‘Okinawa soba’ voorgeschoteld, de rijk gevulde soep met noedels en varkensvlees. Een specialiteit die – in lichte varianten  – tot nu toe dagelijks op ons menu staat en me doet afvragen waarom vlees op een eiland in volle zee voorkeur geniet boven vis 4.. 


In het café-rumoer ontgaat me dat twee van de muzikanten actief zijn in het burgerprotest tegen verplaatsing van een Amerikaanse basis op Okinawa. Dat wordt de volgende dag duidelijk als we hen opnieuw tegenkomen in een dorp vlakbij de bouwlocatie. We rijden eerst langs kilometers hekwerk rond ‘n Amerikaans legerkamp. Al decennia lang een doorn in het oog van de locale bevolking. Een van de twee activisten vertelt wat er aan de hand is en deelt ter ondersteuning een paar A4tjes uit. Langs de kust wordt een kunstmatig stuk land aangelegd ten behoeve van een nieuwe basis. Zand daarvoor wordt elders op het eiland gewonnen. Zand, waarin soms nog beenderen van gesneuvelden uit W.O.II, de wrange bevestiging van Okinawa als oorlogskerkhof. Bewijzen en berichten hierover schokken de bevolking en wakkeren het protest aan. Ondanks langdurige en felle weerstand van burgers en locale politici duwt ‘Tokyo’ de aanleg gewoon door. De rest van Japan laat het koud.

GEHEIME TOMBE
Derde en laatste O-bon dag. Op weg naar zijn vriend Yuuki brengt Riku ons eerst naar een afgelegen natuurgebied. Een prachtig jungle-achtig bos waar het wemelt van grote vlinders en heremiet krabben. Langs een stroompje kronkelt een voetpad omhoog. Via een trap bereiken we ’n grot, die schuil gaat onder grillige bomen en een ‘gordijn’ van luchtwortels, varens, slingerplanten.
De ingang is dichtgemetseld. Inscripties in het cement, een wierook-brander en andere attributen wijzen op een graftombe. Een koninklijk graf nog wel en een die nota bene verbonden is met de voorouders van Riku’s moeders. We horen over een paleisrevolte, een broedermoord en een familiedrama dat zeven eeuwen geleden tot deze geheime tombe heeft geleid 5..

HEMELVAART
Tegen de avond arriveren we bij Yuuki’s familie. Eindelijk een plek waar de vooroudergeesten nog aanwezig heten te zijn. Nog net, want ze worden die avond feestelijk uitgezwaaid. Daarvoor verzamelen we ons in Yuuki’s ouderlijk huis. 

Het is inmiddels donker. Een huisaltaar met foto’s van overleden grootouders, een zichtbaar teken van hun ‘spirituele aanwezigheid’. Ze zijn omringd door bloemen, drank, fruit, suikerriet stengels en schotels vol heerlijkheden. We groeten hen met een buiging en branden wierookstokjes, zoals alle aanwezigen doen. Snel wisselende beelden op een enorm TV-scherm in de naastgelegen keuken trekt storend de aandacht. Niemand kijkt ernaar, alleen mijn ogen kunnen de irritant flikkerende weerspiegeling in alles wat glimt niet ontwijken.

Op initiatief van Yuuki knielt iedereen voor het altaar waarna hij zijn grootouders hardop toespreekt. Hij dankt hen voor hun aanwezigheid in de familie en stelt ons als speciale gasten voor.
Het gezelschap splitst zich vervolgens in tweeën. Op de veranda doen wij, gasten, ons tegoed aan de heerlijkheden die zojuist nog op het altaar stonden, inclusief de onvermijdelijke Okinawa soep. Yuuki en zijn zoon houden ons gezelschap. De rest van de familie geniet binnenshuis van het feestmaal. De sfeer is vrolijk noch ernstig en alle bedrijvigheid heeft iets van een rituele vanzelfsprekendheid. Voor echte levendigheid en rumoer zorgen drie speelse kinderen.

Onverwacht worden we weer rondom het altaar geroepen. Het moment voor de terugkeer van de vooroudergeesten is aangebroken. Yuuki plaatst ieders brandend wierookstokje op het altaar en spreekt de geesten nog eens toe. “ Dank voor jullie komst, een goeie terugreis gewenst, voor onderweg geven we jullie nog wat geld en proviand mee”
Dan worden de bloemen van het altaar gehaald, in een pan gedeponeerd en aangestoken. Er ligt een stapel ‘bankbiljetten’ klaar, waarvan Yuuki er ook een aantal verbrandt 6.. Verder gaan offergaven, zoals de wierookstokjes en sake, in de vlammen. Met het smeulend vuurtje gaat het hele gezelschap naar buiten.

Een wolkenloze hemel. Door een gat in het bladerdak verlicht de volle maan een plek om het afscheidsritueel te voltooien. Yuuki wakkert het vuur in de pan nog eens aan met een flinke stapel nepgeld. Zijn vader plaatst de suikerriet-stengels uit het altaar tegen een boom bij wijze van ‘walking sticks’ voor de hemeltocht. Kinderen volgen de rook die richting sterrenhemel opstijgt en roepen “dag opa, dag oma, goeie reis en tot volgend jaar”!

1.  zie: https://visitokinawajapan.com/discover/traditional-culture/okinawa-spiritual-culture/ 
2.  
zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Eisa_(dance). Op YouTube zijn korte filmpjes te zien van
    verschillende Eisa dansen.
3.  
aanspreektitel van een barhoudster, die haar klanten niet alleen van drank voorziet, maar
   hen ook een gewillig oor leent voor hun wel en wee.
4.
Het zou te maken hebben met enerzijds het warme en vochtige klimaat dat de
   houdbaarheid van vis beperkt en anderzijds met de culinaire invloed van het nabije China.
   Okinawa bewoners eten veel minder vis en schaaldieren dan in de rest van Japan;
   ‘Habu’ (zee-slang) is wel een populair gerecht in Okinawa.
5. De eerste Riukiu koning zou samen met zijn vader door zijn jongere broer zijn

   gedood. De derde zoon, die gehuwd en geadopteerd was in een andere familie,
   begroef heimelijk zijn vermoorde vader en oudste broer en nam de voorouderverering op
   zich. Zijn afstammelingen erfden deze zorg. Riku’s moeder is een verre, verre nazaat uit
   deze familie-tak.
6. Het verbranden van nep-geld is van oorsprong een Chinees gebruik bij begrafenissen.

 

 

 

 

 

 

 

WIE TROUWT ER NOG?

Zaterdagochtend 5 april. Begin van een frisse, maar stralende lentedag. Zojuist de hout gestookte boiler op 60 graden gebracht om – voor het eerst – Arayashiki1 van warm water te voorzien. Vandaag nemen we dit (tweede) huis voor ontvangsten, educatie en cultuur in gebruik. Geen officiële opening zoals aanvankelijk gedacht, maar ingebruikname met een kleinschalig evenement: een traditionele huwelijksceremonie.  

De renovatie van Arayashiki brengt al snel aan het licht dat het verwaarloosde pand de allure van een ryokan2 bezit. Zes (tatami)kamers met een gang eromheen, gescheiden door shoji3 , die binnendringend licht zo mooi filteren dat elke kamer intiem aanvoelt. Opengeschoven valt de natuur binnen en kijk je rechtstreeks in tuin of bamboebosje alsof er geen grens tussen binnen en buiten is.
Twee, drie kleinere kamers zijn in een handomdraai omgetoverd tot een grote zaal door het wegnemen van de lichte schuifdeuren. 

Al langer loopt Hiroe met het plan de flexibele ruimten in ons eigen huis te benutten voor gebeurtenissen, waarvoor ze oorspronkelijk gebruikt werden, zoals voor  trouwceremonies. De – gearrangeerde – huwelijken waren vroeger een vrij besloten aangelegenheid tussen twee families, bezegeld in het huis van de bruidegom. Zonder ambtenaar of priester. Vroeger betekent tot eind 19e eeuw. De Meiji-regering (1869 -1912) moderniseerde Japan naar het voorbeeld van Westerse landen. Shinto-religie werd staatsgodsdienst met de keizer als goddelijk hoofd naar het voorbeeld van de Anglicaanse kerk. Trouwen ‘in de kerk’ werd trouwen ‘in een Shinto-heiligdom’. Toch blijft de huiselijke trouwerij voortbestaan tot ver na de Tweede W.O.

Sinds de 70-er jaren zijn het vooral anonieme trouwhotels, waar binnen een afgemeten tijdsbestek het ene na het andere stel in de echt wordt verbonden. Naar Westers model en all inclusive: kleding, kapper, opmaak en bruidstoilet, kerkdienst, ringen, fotostudio, muziek, feestmaal en bruidstaart.
Mocht zelf ooit getuige zijn van zo’n ‘lopende band huwelijk’. Onder strakke regie jaagt een ceremoniemeester gasten van ‘hotelkerk’4 naar fotostudio en van daar naar de feestzaal. Nog voor een puntje van de bruidstaart onze tafel bereikt, staan we al weer buiten, voorzien van een papieren tas vol doggybags met daarin de nagenoeg onaangeroerde feestdis. Overrompeld door het schielijke afscheid verlaten we de ‘trouwfabriek’ met een volle tas en leeg gevoel, plaatsmakend voor een volgend stel.

Deze ervaring stamt uit begin jaren ’90 toen er nog volop getrouwd werd. Die tijd is voorbij. Dating-apps, professionele koppelaars en overheidsinitiatieven ten spijt, de huwelijksmarkt is compleet ingestort5. Minder huwelijken, minder kinderen. Trouwlust en geboorte cijfers kelderen zelfs zo dramatisch dat de regering een ‘task force’ heeft ingesteld om het tij te keren. 

We voelen ons niet geroepen om het aantal huwelijken op te krikken, noch een geboortegolf te ontketenen. We paren slechts een unieke locatie aan een trouwceremonie, die meer gebaseerd is op innerlijke behoefte dan uiterlijk vertoon. Evenmin grijpen we nostalgisch terug op een vergeten traditie, maar mikken op de charme van kleinschaligheid en persoonlijke betrokkenheid.

Als Sanaë, vrijwilligster van het eerste uur, ons in het najaar vertelt over haar trouwplannen suggereert Hiroe haar onmiddellijk de ceremonie in Arayashiki te houden. Zij is meteen enthousiast en ook Shuzō, haar vriend is ervoor te porren. Maar bij de families blijkt dat anders te liggen. Hun stem is zwaarwegend want een huwelijk is er nog altijd een tussen twee families. Het fijne komen we er niet van te weten. Als de gastenlijst ter sprake komt blijkt er in elk geval geen familielid op te staan. Voorzichtig informeer ik ‘en jullie ouders dan?’  

Het koppel woont in de naburige provincie Wakayama, waar Shuzō pruimen teelt. Via Zoom bespreken we elk detail van de trouwdag, resulterend in een compleet draaiboek. De gastenlijst dijt allengs uit met onder anderen alsnog de ouders van Sanaë en de oma en moeder van Shuzō. Ondertussen laat Hiroe een bevriend stel oefenen in het zingen van een klassiek Noh-gezang onder leiding van haar eigen Noh-leraar en selecteert alvast kimono’s uit haar garderobe voor de vrouwen die een rol spelen in het gebeuren.

Terug naar 5 april. Om het zicht op de natuur niet met vervoersblik te ontsieren organiseren we parkeerruimte bij de buren. De eerste auto’s arriveren rond het middaguur en zijn van het aanstaande bruidspaar plus de ouders van Sanaë, meteen gevolgd door auto’s van het bedrijf, bij wie het stel uit een reeks trouw-arrangementen het minimum pakket ‘kleding, kapsel, boeket en fotografie’ heeft gekozen. 

Een uur later is het bruidspaar gekleed en ‘gekapt’. Hij in een hakama6 en zij in een hagelwitte kimono met extreem lange mouwen en een hoge kap. De in het zwart gestoken professionals dartelen permanent rond de bruid en schieten geregeld toe om  kimono en make-up in conditie te houden. 


Ruim voordat de ceremonie begint vindt in de tuin een fotosessie plaats. Ondertussen maken vrijwilligers de trouwruimte gereed. Voor elk zitkussen een lakwerk tray met daarop gelukssymbolen7 en een kommetje voor de rituele heildronk. De ceremoniemeester – in het dagelijks leven provincie-ambtenaar – steekt zich in een roze kostuum dat hem in een soort stand-up comedian verandert. Van lieverlee beginnen de gasten, van wie we er veel kennen, binnen te druppelen. De zon schijnt en er heerst een gemoedelijke sfeer.

Even na drieën kondigt de ceremoniemeester met luide stem de aanvang van de plechtigheid aan en de binnenkomst van (groot)ouders gevolgd door die van bruid en bruidegom. Het bruidspaar neemt plaats voor een goudkleurig kamerscherm, geleend van vrienden. De feestleider kondigt verder ieder ceremonie-onderdeel met de nodige kwinkslagen aan, waardoor zijn optreden geregeld hilariteit en commentaar uitlokt. Het verhoogt de sfeer, die ernstig is maar niet té.

Zoals bij oorspronkelijke trouwceremonies zweren bruidegom en bruid elkander trouw ten overstaan van de verzamelde intimi. Geen standaard formule. Shuzō en Sanaë spreken elk, ondersteund door hun spiekbriefjes, zeven in persoonlijke bewoordingen gestelde beloftes naar elkaar uit. 

Helaas begrijp ik niet zo veel van wat de een de andere toezegt, evenmin van de reacties die met name Shuzō’s woorden uitlokken. Er wordt bewonderend geknikt wanneer hij belooft als goede zoon voor Sanaë d’r ouders te zorgen. Maar wanneer hij plechtig belooft een mooi huis voor zijn echtgenote te bouwen wordt die ambitie met gekscherend commentaar ontvangen.
Hoe Babylonisch het ook allemaal in mijn oren klinkt, de voelbare aandacht van de gasten voor elke woord dat over hun lippen komt ontgaat me niet.

De concentratie op het uitspreken van hun huwelijkstrouw wordt prettig onderbroken door het gehannes met ringen. Bruid en bruidegom schuiven namelijk een ring aan elkaars vinger. Even betrap ik me erop te denken dat dit te Westers is, maar slik het gauw in bij de gedachte dat het evengoed een universeel gebaar van verbondenheid kan zijn.

Dan leidt Hiroe de Noh-zang8 in, uitgevoerd door het bevriende echtpaar. Een plechtig zingen met diepe stem en veel vibrato. Het krachtige geluid van de Noh-meester, die als een schaduw achter hen zit en meezingt geeft volume aan hun ietwat onzekere optreden. Ondertussen vindt het san-san-kudo ritueel9 plaats: het drie maal drie keer drinken van pruimewijn10. Vrijwilligsters Miki – bedreven in ceremoniële rituelen – en Shinka schenken telkens de drie kommetjes voor bruid en bruidegom in. Wanneer ook alle gasten van een slokje zijn voorzien mag ik de goegemeente uitnodigen voor een heildronk op het kersverse paar – in het japans en min of meer uit mijn hoofd.

Singer/songwriter Shinka zingt aansluitend een speciaal voor de gelegenheid geschreven lied. Tenslotte is het woord aan Sanaë, die elk van de gasten afzonderlijk toespreekt. Bij sommige gasten wordt ze zo door emotie overweldigd dat ze volschiet. Aangeland bij haar ouders – als laatsten – rollen de tranen onbedwingbaar over haar wangen, liefdevol gedept door haar zorgzame echtgenoot.  Voor het eerst raakt het gezicht van haar vader uit de plooi en pinkt ook haar moeder een traantje weg.

Ter afsluiting gaat het hele gezelschap met het bruidspaar buiten op een groepsfoto. Hoe ontspannen de trouwerij ook verloopt, alles is in ruim een uur achter de rug. 

Het bruidspaar kleedt zich om. Professionals en familieleden vertrekken. In een mum van tijd is de accommodatie omgetoverd tot party-ruimte dankzij de helpende handen van blijvende gasten. 

Tijdens dit changement rijd ik naar Nara om de bestelde visschotel voor sushi op te halen, onderweg mijmerend over de afgelopen uren. Geven Westerlingen tijdens een bruiloft al zeggend, zingend en zoenend uiting aan zoiets als ‘liefde’, daarvan bespeur ik hier niets. Je hoeft toch geen Japans te kennen om Cupido’s pijlen te zien rondvliegen? Later legt Hiroe me uit dat Japanners in zulke liefdesverklaringen een ondubbelzinnig seksuele verleiding zien, gereserveerd voor de beslotenheid van de slaapkamer.

Het feest begint spontaan en verloopt zonder volgorde, speeches of andere formaliteiten. Mensen zitten of bewegen zich rond de lage tafel, wisselen geregeld van plaats, toasten hier en daar, schenken elkaar bij en genieten volop. Er is geen muziek, wel veel en luidruchtig plezier. 

Iedereen vermaakt zich nog volop als Hiroe en ik tegen 10 uur het gezelschap verlaten. Over overnachtingen hoeven we ons geen zorgen te maken. Voor het bruidspaar is Arayashiki’s suite in gereedheid, overige gasten kunnen een futon uitrollen in de tatamikamers.

Aan het eind van de volgende ochtend komen Sanaë en Shuzō langs voor een na-zit. Beiden blij en tevreden met de voorgaande dag. Ze verwoorden precies wat ons voor ogen stond: het was een persoonlijke, informele en relaxte huwelijksceremonie, mede dankzij het gezelschap van dierbare gasten, de mooie entourage en de intieme sfeer van de locatie.

We hadden ons geen betere ingebruikname van Arayashiki voor kunnen stellen.

Noten:
1. Zie blogbijdrage ‘Arayashiki’ dd 20 september 2022. 
2. Een traditionele Japanse accommodatie om te slapen, eten en ontspannen.
3. Japanse schuifdeuren bestaande uit een houten raster dat aan één zijde beplakt is
   met washi (Japans papier).
4. Vaak een ‘neogotisch’ bouwsel met nep glas-in-lood, vastgeplakt aan het hotel.
5. Onderzoekers geven als reden voor afnemende trouwlust: onzekere (financiële)
   toekomst, moeilijk vinden van betaalbare woonruimte, ongelijkwaardige positie van de
   vrouw o.a. ingegeven door de wettelijke plicht de familienaam van de man aan te
   nemen.
6. Oorspronkelijk een samoerai kostuum, maar nu ceremoniële kleding bij feestelijke gelegenheden in Japan,
   vergelijkbaar met een
jacquet in Nederland.
7. Een stukje gedroogde kombu (zeewier) verwijzend naar het werkwoord ‘yorokobu’ ( =
   blij/gelukkig zijn), een pruim versierd met een flintertje bladgoud en een origami-
   kraanvogel, allemaal verwijzend naar geluk en voorspoed. Zie ook noot nr. 10.
8. In het klassieke Noh-theater worden teksten gezongen. Tijdens de
   huwelijksceremonie vertolken zij het verhaal van een Shinto-priester, die op reis gaat. De reis
   symboliseert – net als het huwelijk – een nieuwe levensfase.
9.  Het san-san-kudo (drie-drie-negen keer) ritueel dateert uit de 17e eeuw en is
    bedoeld om de banden tussen zowel echtelieden als hun families te versterken door
    het delen van sake (doorgaans rijstwijn). Drie is een geluksgetal, drie maal drie het
    summum van geluk. De sake wordt geserveerd in een speciale set van drie
    kommetjes die hemel, aarde en mensheid symboliseren. Maar er bestaan meerdere
    interpretaties van de symboliek. Bruid en bruidegom nemen elk drie slokken uit elk
    van de drie kommetjes.
10. Traditioneel wordt sake (rijstwijn) voor dit ritueel gebruikt, maar omdat de bruidegom
     een pruimenteelt bedrijf runt wordt dit vervangen door pruimenwijn. De wijn is
     gemaakt van de versierde pruimen op ieders lakwerk tray.

 

 

 

VOEDSELBOS (6)

Over boven- en ondergrondse werkers.

Een van Nederlands voedselbos pioniers roept altijd dat een voedselbos iets voor luie boeren is, een ander vindt dat het iets voor slimme boeren is . En wij – beginnende voedselbos amateurs – houden het erop dat het vooral iets is voor geduldige boeren.

Bomen en andere planten hebben hun eigen groeitempo. Klimaat en natuur in het algemeen zijn wat ons betreft leidend in alles wat een bosbeheerder maar wil, alle kennis  en technologie ten spijt. Geen ‘laat maar waaien’, noch ‘gods water over gods akker’- mentaliteit maar wel aandachtig kijken naar wat een vruchtbaar bos in onze omstandigheden vereist. Dat is op de eerste plaats tijd.

Vier en een half jaar werken levert nog amper het beeld van een bos op. De ruige vegetatie op de voormalige rijstvelden verandert met het jaar als gevolg van drainage. Moest je aanvankelijk bij elke stap je laarzen uit de modder trekken, nu houden we droge voeten bij een wandeling over het terrein. De eerste bomen op zowel het hoogste als laagste deel van het terrasvormige terrein zijn voor 90 procent aangeslagen. Een resultaat dat ons aanmoedigt om een volgende partij te planten op de tussenliggende niveau’s.

Het planten zelf is een fluitje van een cent. Het serieuze werk zit ‘m in de voorbereiding van het plantgat: een kuil van ± 70 cm diep met een doorsnee van 1 meter. De uitgegraven klei wordt gemengd met organisch materiaal en bamboe-houtskool dat gedrengd is in urine. Voordat dit mengsel teruggaat wordt het plantgat ‘bekleed’ met halfvergane boomstammen of takken, rijk aan schimmels, paddenstoelen, torren en kevers.

Waar halen we al dat materiaal vandaan? En wie doen dit allemaal? Nog verre van een bos spelen onze vrijwilligers voor nijvere kabouters. Hun inzet en enthousiasme evenaren de magie van aardmannetjes in een sprookjesbos. Vrouwen en mannen tussen de 20 en 60, uit onze directe omgeving en verder weg, uit Osaka, Kyoto en – sinds juni 2024 – via het internet-platvorm Workaway1 uit de hele wereld.

Deze amoebe-achtige vrijwilligersgroep2 kent zo zijn eigen dynamiek: van eenmalig tot af en toe meewerken, van periodieke tot bijna permanente deelname. Uit het allereerste begin zijn er nog steeds enkelen actief. Een aantal komt na verloop van tijd gewoon niet meer opdagen, anderen verhuizen. Sommigen houden het voor gezien omdat het geen perspectief op betaald werk biedt, een verwachting die wij niet wekken maar zij stiekem wel koesteren.

Het gezelschap groeit vanzelf weer aan met mensen die door vrijwilligers worden geïntroduceerd of die toevallig van ons project horen en geïnteresseerd raken. Hiroe doet maandelijks verslag van activiteiten op Facebook maar niet om vrijwilligers te werven. Die melden zich tot nu toe vanzelf. Dat verloopt vrij spontaan en informeel, zonder registratie of clubblad. Behalve in augustus en december komen elke derde zondag van de maand tussen de vijf en vijftien vrijwilligers opdagen. 

Samen buiten werken, andere mensen ontmoeten en gezamenlijk genieten van thee, koffie en een maaltijd zijn zowel beweegreden als bindmiddel. Voedselbos als bijdrage aan duurzaamheid is ’n tweede, derde of misschien wel helemaal geen motivatie tot deelname. 

Wie zijn ze zoal?

Miki (37), vrijwilligster van het eerste uur en bijna ‘huisvriendin’, combineert drie baantjes om in haar levensonderhoud te voorzien. Woont vlakbij Nara’s historische heiligdommen en is gefascineerd door tempelrituelen en shinto-festivals. Haast zich in haar vrije tijd van de ene interesse naar de andere, waaronder vrijwilligerswerk bij ons.

Haruto en zijn vrouw Kasumi (±40) leerden elkaar kennen tijdens vrijwilligerswerk in Mongolië. Bosbouw-diploma op zak, zette een lezing over ons voedselbos (2023) hen op het spoor zoiets bij ons voort te zetten. Wonend in Kashihara, ruim een uur rijden bij ons vandaan, geven zij soms collega vrijwilliger Tatsuya (24) een lift. Deze meldde zich via het Workaway platvorm met de tekst: ‘ik kom graag twee keer in de week werken, geen maaltijden of overnachting nodig’. Werkzaam op een school voor kinderen met leerproblemen zoekt hij in z’n vrije tijd fysieke ontspanning. De fietstocht heen en terug van telkens ruim twee en een half uur is daar onderdeel van. Vijf uur fietsen, 4 uur werken!

Yukiko (50-er) helpt Hiroe meestal in de keuken maar weet ook van aanpakken in het voedselbos. Eigen kinderen de deur uit adviseert ze ouders van hoogbegaafde kinderen. Werkt parttime in een kliniek, maar verruilt dat binnenkort voor een baantje op de Wereld Expo in Osaka.

Regionale vrijwilligers kennen elkaar soms van andere gelegenheden. Geen beletsel voor nieuwelingen om aan te sluiten. In tegendeel, A.UN.HAUS is trefpunt voor nieuwe contacten. Geen dating spot voor singles overigens, hoewel…. Mantus (35), een grappige Litouwer, die incidenteel komt werken, vroeg de goedlachse Saëmi (32) ooit op de vrouw af ‘wil je met me trouwen?’. Overvallen door deze onverbloemde huwelijksaanzoek hebben we Saëmi sindsdien niet meer gezien. Mantus spreekt vloeiend Japans en woont in Okinawa. Daar raakte hij bevriend met vrijwilligers Riku en Shinka, die naar Nara verhuisden en hem bij ons introduceerden.

Riku (24, timmerman/butoh-danser) en Shinka (24, barista/singer-songwriter) zijn toekomstige dorpsgenoten. Ze hebben hier onlangs een oud pand gekocht om op te knappen. Blij met deze jeugdige aanwas in ons vergrijzende dorp proberen wij hen zo veel mogelijk te steunen. Miki en Tōru zijn er ook blij mee. Deze dertigers zijn twee jaar na ons in Sugawacho komen wonen. Hij meubelmaker, zij werkzaam als ontwerper. Samen met hun 5-jarig zoontje ook enthousiaste voedselbos-vrijwilligers.

Dan zijn er nog de vijftigers Endo (grafisch ontwerper/milieu-activist/amateur historicus),  Onishi (provincie-ambtenaar), Yoda (bibliothecaris National Library of Congress) en Okaze-san, onze vriend/makelaar, de zestigers Naruchan (timmerman) en zijn vrouw Shizuka. 
Allemaal mensen uit de omgeving, die ook graag buiten het vrijwilligerswerk om op de thee of koffie komen.

Wanneer verpleegkundige Ryōko (40) niet voor Artsen Zonder Grenzen in het buitenland zit kunnen wij op haar inzet rekenen. Medio december kwam ze na een lange werkperiode in Afghanistan weer opdagen, samen met David, een Duitse AZG – collega. Uitgerekend op de zondag dat ook Tatsuya zich meldde evenals de Nederlandse Jeanine, die tijdelijk aan Kyoto Universiteit werkt. Samen met een toevallige logee – Chihiro (47) – vormden zij spontaan een vijfkoppige werkploeg om zomaar een dag in ons voedselbos te ploeteren.

Uit eigen beweging kwam in januari de 28 jarige Joelle, werkzaam op het Duitse Consulaat Generaal in Osaka, de gelederen van onze vrijwilligersclub versterken. Tenger van postuur en handen die niet veel meer dan een toetsenbord gewend zijn stond ze haar mannetje met riek en spade. Ze kijkt al weer uit naar de volgende werkdag.

Dan hebben we het nog niet over de buitenlandse Workaway-vrijwilligers (m/v). Meestal avontuurlijke globetrotters, die geïnteresseerd zijn in het platteland en zich daar willen onderdompelen in het sociaal-culturele leven.
Zij werken tegen gratis kost en inwoning gedurende één of twee weken waarvan altijd één dag tezamen met ons ‘regionale team’. Elf mensen uit negen verschillende landen tot nu toe. Begin dit jaar ontvingen we zo de Canadees/Japanse Kaia (30) en de Finse Hilla (23). Leuke, goed gemotiveerde en hardwerkende vrouwen. Binnenkort twee Britse mannen (40 en 29).  Er begint zowaar een kosmopolitische wind door Sugawacho te waaien!

Bevordert een mengeling van planten en een gevarieerd bodemleven de groei van ons  voedselbos dan toch zeker ook deze bonte mix van binnen- en buitenlandse vrijwilligers. Mensen of mollen, bijen of bloedzuigers: biodiversiteit is grenzeloos. 

Ondergronds zou een onzichtbaar netwerk van schimmels en een leger aan bacteriën, wormen en ander nijver spul moeten werken. Maar in de dichte kleilaag onder ons voedselbos zit nog amper bodemleven. Om dat op gang te brengen vullen we de ruime plantgaten met veel organisch materiaal en houtskool zoals eerder beschreven. 
In januari, wanneer het meeste blad gevallen is leg ik een flinke voorraad aan, vergaard in onze bosrijke omgeving. Vrijwilligster Saki leent mij daarvoor haar ‘keitora’3 uit, die wegens winterpauze op de thee-farm van haar man gemist kan worden. Dorpsgenoten die me voorbij zien rijden kijken me met verbazing na. Eindelijk ‘boer onder de boeren’.

Houtskool maken we zelf van de bamboe die we uit ons bamboe-bosje zagen. We slaan zo twee vliegen in een klap: noodzakelijk onderhoud van het bosje en gratis materiaal voor grondverbetering. Tenslotte verzamel ik urine. Ben zelf de producent. Prima natuurlijke meststof voor jonge planten en – gemengd met houtskool – een voortreffelijke bodemverbeteraar.

Medio maart arriveert een selectie jonge fruit- en notenboompjes die nog net voor het einde van het plantseizoen de grond in gaan. Vervolgens wordt de bodem rond de planten bedekt om onkruidgroei aan de voet te onderdrukken en uitdroging te voorkomen, ‘mulchen’ in tuinjargon. Allemaal bezigheden waarbij boven- en ondergrondse vrijwilligers volop actief zijn. 

Het voedselbos is weliswaar geen sprookjesbos, maar beetje bij beetje zien we op termijn de natte rijstvelden in een vruchtbaar landschap veranderen. Een betoverende metamorfose voor……. geduldige boeren.

1. Zie: www.workaway.info
2. Meer dan 120 verschillende vrijwilligers leverden tussen okt. 2020 en mrt. 2025
   gedurende één of meerdere dagen een bijdrage aan ons project.
3. De ‘keitora’ is een minivrachtwagen voor gewoon rijbewijs. Een beetje boer of
   zelfstandige heeft zo’n ding. Een klein, handig en wendbaar voertuig dat je vooral op
   het platteland aantreft.

APIS CERANA JAPONICA

Over wilde bijen, gevaarlijke wespen, een strenge meester en beginnende imker.

Bijen en wespen zijn er in soorten en maten, ook in Japan. Net als elders hebben de eersten hier een beter imago dan de tweede, al zijn beiden even onmisbaar in het ecosysteem. Vol bewondering volg ik soms de prachtige, ingenieuze nestbouw van verschillende wespensoorten, waarvan sommige levensgevaarlijk. Laat ze meestal gewoon hun gang gaan vanuit de gedachte dat ze hier thuishoren. Maar vormen ze een serieuze bedreiging dan verdelg ik ze met broed en al.
Gelukkig kan ik er iets tegenover stellen: sinds dit voorjaar verzorg ik een zwerm Japanse honingbijen, de apis cerana japonica1. Deze bijensoort leeft in het wild, maar is vooral bij amateur imkers geliefd. Eenmaal genesteld in een bijenkast bestaat de kans dat de zwerm alsnog zijn instinct volgt. Imkeren betekent dan ook goed voor de kolonie zorgen zodat de zwerm geen reden heeft om plots met de noorderzon te vetrekken.

Voordat ik uitleg wat die zorg inhoudt en hoe ik aan die zwerm kom even iets over een vergelijking met Westerse honingbijen. Die laatsten zijn eind 19e eeuw in Japan geïmporteerd en nemen sindsdien vrijwel de hele (commerciële) honingproductie voor hun rekening. De honingopbrengst van Westerse bijen is drie keer hoger dan die van hun inheemse zusters. Daarmee is ook alles gezegd over wat ze op Japanse bijen vóór hebben.
Zachtaardig van karakter, meer kou en ziekte bestendig, niet vatbaar voor de varroamijt en gewapend met een slimme truc om vijandige wespen te killen2.: dat zijn dan weer de voordelen van de Japanse honingbij. Allemaal eigenschappen die hen voor amateur-imkers als ik aantrekkelijk maken.
Bovendien zijn ze – met andere insecten – van cruciaal belang voor de bestuiving van bloemen, planten, vrucht- en notenbomen. Hebben dus een sleutelrol in het ecosysteem en zijn onmisbaar met het oog op ons voedselbos-in-ontwikkeling. Voor iets meer biodiversiteit leveren we graag wat honing in.

De zwerm in onze kast is afkomstig van Seiji, een bevriende imker met meer dan 25 jaar ervaring. Hijzelf zou in een bijenkolonie geboren kunnen zijn, met zóveel kennis en passie spreekt hij over het bijenvolk. Een bescheiden selfmade man, een onverbiddelijke doorzetter.
Samen met echtgenote Yuka runt hij soba-restaurant3 Tabikisan. Uit elk detail van deze tot eetgelegenheid omgebouwde garage spreekt aandacht, eenvoud en kwaliteit, van inrichting tot bediening. Nagenoeg alle (biologische) ingrediënten zijn van eigen bodem. Het serviesgoed – door Seiji zelf vervaardigd – zou zo uit een Morandi-schilderijtje 4 geplukt kunnen zijn. Geen uitgebreide menukaart, maar keuze genoeg om er een heerlijke lunch te genieten. Plaats voor tien gasten. Seiji in de keuken, Yuka gastvrouw5.

Zo’n zes jaar geleden maken we voor het eerst kennis met Tabikisan en z’n uitbaters. Gemeenschappelijke kennissen hadden ons getipt. Zo raken we makkelijk aan de praat. Aanvankelijk alleen met Yuka. Later en enigszins schoorvoetend ook met Seiji. Al snel merken we dat er wat uit te wisselen valt: eigen voedsel produceren, gezonde leefstijl, kwaliteit boven kwantiteit. Geen hoogdravende idealen, maar concrete, alledaagse dingen en bezigheden.

Bij vertrek valt mijn oog op ’n tafeltje met potjes pesto, jam en…honing. Allemaal van eigen makelij. Het simpele label op het honingpotje vermeldt slechts ‘apis cerana japonica’. Yuka leest het vraagteken in m’n ogen en legt uit dat het om honing van de wilde Japanse honingbij gaat. Daar willen we meer over weten.

Pas enkele bezoeken later vertelt Seiji iets over het bijenleven en zijn imkerij. Hij loopt niet te koop met zijn kennis en ervaring. Deels uit bescheidenheid, deels omdat hij die wetenschap niet zomaar met iedereen deelt. Vrijblijvende informatie? Zoek zelf maar op internet.
Ook mensen waarvan hij inschat dat hun bijenliefde niet meer dan een bevlieging is houdt hij op afstand. Compromisloos als hij zelf is eist hij van geïnteresseerden dat ze er honderd procent voor gaan.

Kennelijk bespeurt hij onze oprechte belangstelling, want eenmaal op dreef is zijn verhaal niet meer te stuiten. We bezoeken zijn ‘hatake’, een stuk grond aan de voet van een berghelling, net buiten zijn woonplaats. Daar teelt hij fruit, kweekt groenten en kruiden, houdt er kippen en bijen. In de schaduw van enkele bomen staan op plastic bierkratten bijenkasten opgesteld. We hurken bij een ervan bestaande uit twee of drie gestapelde ‘boxen’. Bijen vliegen af en aan. Niet zo veel want het is winter. De meester-imker vertelt over gedrag en karakter van ‘zijn maatjes’, zoals hij bijen amicaal noemt. Die leer je pas kennen door ze aandachtig en langdurig te observeren. ‘Ze verdienen ons respect’ krijgen we fijntjes  ingeprent. 

De enorme berg informatie die hij tijdens deze excursie over ons uitstort is alles behalve een lesje imkeren. Toch wakkert het onze fascinatie voor de bijenhouderij aan. Niet zozeer om de honing als wel de bestuiving, niet voor de handel, maar voor eigen gebruik. Perfect aansluitend bij de ‘satoyama-traditie’6 om voedsel uit eigen omgeving te halen. Met Seiji op de achtergrond zien we de imkerij helemaal zitten. Of hij dat ook zo ziet ? Hij knikt in elk geval instemmend bij onze beweegredenen.

Zenmeesters testen aspirant leerlingen soms op hun motivatie door ze dagenlang in weer en wind voor de poort te laten wachten. Zo spartaans is onze meester niet, maar krijg wel de indruk dat Seiji ons op de proef stelt. Na zijn instructie om boxen voor een stapelkast te maken blijft het maandenlang stil. Bijtijds timmert een van onze vrijwilligers – een professional – drie bijenkasten in elkaar en kopen we speciale orchideeën (Cymbidium floribundu) om wilde bijen te lokken.

Half mei. Het zwermseizoen van de bijen is in volle gang. Eindelijk en onaangekondigd komt Seiji opdagen. Onze kasten deugen niet en de ‘lok-orchideeën’ hebben we te duur gekocht. Lichte paniek. Niet voor lang want hij biedt ter plekke een door hem gebruikte bijenkast aan en belooft de volgende dag met een zwerm bijen te komen. Opeens is het menens.


Onder de kruin van een oude kaki boom vind ik een geschikte plek voor de kast: voorkant op het Oosten. Naar voorbeeld van de meester op een omgekeerde bierkrat en afgedekt met een golfplaatje tegen inregenen. 

’s-Anderendaags tegen zeven uur ’s-ochtends arriveert Seiji met het bijenvolk en z’n koningin, dat hij vakkundig overzet in de gereedstaande kast. Tijdens de thee erna geeft hij nog een college over het werk van de bijen en dat van mij, de imker. Was al behoorlijk in het leven van (wilde) bijen gedoken, maar de praktijkervaring van Seiji geeft die informatie pas ‘handen en voeten’.

Sindsdien sla ik geen dag over om ‘mijn maatjes’ te observeren. Zie het aantal aan- en afvliegende bijen gestaag groeien. Na een maand komt de meester zelf kijken. Hij legt de kast op z’n zijkant. Vanaf de onderkant zijn tussen de kluwen bijen zeven honingraten oftewel kammen zichtbaar. ‘Een sterke kolonie die goed gedijt’ stelt Seiji vast. Hij complimenteert me met de wespenvallen, die ik rond de kast heb opgehangen. Tientallen wespen zijn  er gesneuveld in een bedwelmend mengsel van sake, honing en azijn.

Overal zomerse bloesem: hoogseizoen voor de bijen. Fascinerend om te zien hoe ze met honderden continue af- en aanvliegen, kleurrijke stuifmeelbolletjes aan hun achterpoten.

Als ik in juli een verdieping aan de kast toevoeg kost het me moeite het gevaarte te tillen, zwaar als hij is van honing en stuifmeel. We overleggen met Seiji over een geschikt moment om de eerste honing te oogsten. Geen haast, verzekert hij ons. We dempen ons ongeduld met het treffen van voorbereidingen en de aanschaf van benodigde materialen. 20 Augustus is het zover. Ondanks het regenachtige weer melden Seiji en Yuka zich in alle vroegte. Plastic containers, roestvrijstalen kommen, zeven, messen, snijdraad en ontsmettingsalcohol staan – net als wij zelf – paraat voor de oogst. De meester gaat doorstastend te werk en ‘snijdt’ de bovenste box los van de stapel. Whaauw!!  Een prachtige doorsnede van kammen vol honing! Yuka leert ons de ‘dekseltjes’ van de kammen te snijden, zodat de honing aan alle kanten uit de raten loopt. Twee weken blijft honing uit de kammen druipen, waarna we de rest handmatig uit de wassen kammen persen. Alles bij elkaar zo’n 2 liter.

Seiji en Yuka komen later nog eens om ons te leren van de uitgeperste raten een blokje pure bijenwas en lippenbalsem te maken. Allemaal met eenvoudige middelen.

Begin oktober is de kast zo zwaar dat ik ’n massieve honingkolom lijk te tillen. Seiji laat mij nu de keuze: òf wij een tweede honingoogst, òf de bijen extra wintervoeding. Ik kies voor het eerste en snij naar het voorbeeld van Seiji de bovenste box van de stapelkast. Opnieuw kammen barstensvol goudgele honing, die we nu zonder het toeziende oog van de meester weten te verwerken.

Ondertussen verschijnen steeds vaker Aziatische hoornaars rond de kast, iets waarvoor Seiji waarschuwde. Ze kunnen een heel bijenvolk om zeep helpen. Ik volg dan ook trouw zijn instructies door de reuze wespen één voor éen met een vlindernet te vangen en te doden. Hun kadavertjes gaan als afschrikwekkend voorbeeld op een lijm-val bovenop de kast, zodat nieuwsgierige soortgenoten bij voorbaat gewaarschuwd zijn.

Het oogst seizoen mag dan voorbij zijn, de cyclus in de bijenhouderij is pas compleet wanneer de imker een nieuw volk weet te strikken. Dat gebeurt in het voorjaar als een nieuwgeboren koningin met een deel van de kolonie de kast verlaat. Voor nu houdt Seiji het bij globale informatie daarover, details volgen te zijner tijd. Timmer wel alvast een stapelkast in elkaar, naar het voorbeeld van de meester. Mijn proefperiode is nog lang niet teneinde.

1.zie: https://www.japan-natural-beekeeping.org/
2.
Reuze wespen (Aziatische hoornaars) worden bij binnendringen in de kast overmeesterd door honderden
  bijen. Ze vorm een bal rond de wesp. Trilbewegingen van de bijen doet de temperatuur in de bal oplopen tot
  47 grC, waardoor de wesp het loodje legt.
Zie verder: https://nl.wikipedia.org/wiki/Japanse_honingbij# 
3.
soba is een populair Japans noedelgerecht gemaakt van boekweit. zie verder:
 
https://nl.wikipedia.org/wiki/Sobanoedels
4.Giorgio Morandi (1890-1964) was een Italiaanse kunstenaar, bekend van eenvoudige stillevens in
   aardekleuren.
5.
In 2023 kreeg het restaurantje onverwacht een Michelinster, een erkenning waaraan Seiji en Yuka geen
  ruchtbaarheid geven omdat ze niet voor ‘sterren’, maar voor gasten hun uiterste best doen.
6.
de satoyama-traditie behelst de eeuwenoude gewoonte van rijstboeren om hun menu aan te vullen met
  voedsel dat zij in de hun omringende bossen en bergen verzamelen, zoals paddestoelen, wortelen, zaden,
  blad, vruchten, noten, wild en honing.
7.
Wilde bijen bouwen (zelf) honingraten van boven naar beneden. In het bovenste gedeelte slaan ze honing op,
  daaronder stuifmeel en daaronder weer legt de koningin haar eitjes. Uit de stuifmeelvoorraad worden de
  larven gevoed. Vrijkomende stuifmeelcellen worden weer met honing, vrijkomende larvencellen met stuifmeel
  gevuld. Zo verplaatst alles langzaam van boven naar beneden terwijl bovenin de (winter)voorraad honing
  toeneemt.
 

 

 

 

 

 

HEART FOR THE BEST

‘Zomer’ betekent zoveel als ‘vakantie’ – in Westerse landen althans. In Japan minder, dat wil zeggen scholieren en studenten hebben in juli en augustus – afgezien van huiswerk en andere verplichtingen – een week of zes verlof. Hun ouders/verzorgers niet, zij werken gewoon door. Misschien zelfs een tandje hoger om de enorme massa buitenlandse vakantiegangers op te vangen. De goedkope Yen lokt momenteel de hele wereld naar Japan. Overvolle steden, file-lopen op de Fuji.

Vanwege groeiende weerzin bij lokale bewoners tegen het massa-toerisme op hot spots en in steden als Tokyo, Kyoto en Osaka probeert de overheid toeristen richting platteland te dirigeren met nostalgische treinreizen, geweldige natuurparken, kunst-festivals, klooster-ervaringen en eilanden-trips. Natuurliefhebbers hebben die aansporing niet nodig. Zij weten de mooie landschappen en uitzichten op eigen initiatief te vinden, meestal via (oude) wandel- en pelgrimroutes door bergen en bossen. 

De populariteit van dit ‘langzame toerisme’ groeit, vooral onder milieubewuste natuurliefhebbers. Tot die laatste categorie reken ik mezelf. Wonend in de groene omgeving van Nara-stad heb ik inmiddels meerdere wandelroutes in de buurt verkend.

Logerende gasten turnen we om tot eco-toeristen. We verleiden hen tot wandeltochten in onze omgeving, voorzien van routekaarten met aanduiding van bezienswaardigheden. Gemaakt door vrijwilliger Endo-kun1.

Helaas valt op de idyllische natuur ook wel wat af te dingen: hier en daar is het paradijselijk groen namelijk stortplaats voor illegaal gedumpt afval: witgoed, T.V.’s en computers, huisraad, sloop- en bouwafval, landbouwplastic, tot en met complete auto’s! Hoewel dit verschijnsel niet uniek is voor Japan treft me de aanblik van al die troep elke keer weer pijnlijk. 

Japan, dat de natuur van oudsher als goddelijk aanbidt en wiens hele cultuur op seizoenswisselingen is gebaseerd, verkwanselt zijn rijke erfenis soms op een schokkende manier. In pre-industrieel Japan geen probleem – afval bestond toen uit puur natuurlijke materialen – maar wèl in deze tijd met stoffen als Pfas en plastic. 

Geshockeerd bij de eerste aanblik van zo’n dumpplaats besloot ik een fotografische collectie aan te leggen van uitsluitend achtergelaten voertuigen. Dit ‘specialisme’ heeft me in de afgelopen 6 jaar een verzameling van 25 gedumpte vierwielers opgeleverd, merendeels ‘en passent’ vastgelegd binnen een straal van 20 kilometer rond ons huis. 

Sommige doelbewust ergens in de natuur gedumpt, andere achtergelaten op een verlaten bergweg, langs een akker of in een bos, sommige staan voor eeuwig in de garage of onder een car port weg te roesten onder een laagje mos of dikke stofdeken. 

Aan de mate waarin de natuur ‘bezit neemt’ van de voertuigen valt af te leiden hoe lang ze al van hun laatste rustplaats genieten. Bestelbusjes, die als ‘schuurtje’, schuilplaats of opslag dienst doen, mini vrachtwagens, volgestouwd met ander grof vuil. Een groen uitgeslagen Mini Moris in hartje Tokyo; hetzelfde automerk in speelgoedformaat al 5 jaar geparkeerd tegen een boom 500 meter van ons huis. Afdankertjes van het openbaar vervoer, waarvan er één nog dienst doet als ‘clublokaal’ voor een cricketploeg van senioren en een ander – na ’n tweede leven als snackbar- langs de straat staat weg te kwijnen. 

Bij elk object is wel een verhaal te verzinnen en soms levert de vergankelijkheid zulke ‘mooie plaatjes’ op dat je de milieumisdaad zou vergeten. 

Autosloperijen en -kerkhoven genoeg in de buurt. Waarom dan toch die illegale dump?
Inleveren van auto-schroot kost geld en van de prijs die de natuur betaalt heeft men geen benul. 

Met de slogan ‘Heart for the best’, aangetroffen op de rugleuning van een gedumpte auto, nodig ik je uit voor een zomerse toer door m’n ‘roestieke autogalerij’:

Gelukkig is de natuur weerbaar en is het areaal aan idyllisch natuurschoon in Japan zo groot dat het 18e eeuwse gedichtje van Buson nog steeds – ook in Sugawacho – actueel klinkt. 

Dag van rust –
een zomers bos in een dorp
waar een haantje kraait.
Yosa Buson (1717 – 1783)3

1.zie ook blog bijdrage ‘Pelgrimspad met luchtje’ d.d. 15 juni 2022 
2.
zie ook blog bijdragen ‘Why?’ d.d.1 maart 2020 en ‘Eco-salon’ d.d. 20 febr. 2022
3. uit: Jos Vos, Eeuwige Reizigers – Een bloemlezing uit de klassieke Japanse literatuur.

   De Arbeiderspers, Amsterdam – Antwerpen, 2008. Ned. Vertaling Jos Vos.