OKINAWA en zijn vooroudergeesten

Okinawa, het meest Zuid-Westelijke deel van de Japanse archipel. Het meest tropische, meest afwijkende en meest geteisterde deel ook. De provincie ligt dichter bij China, Korea en Taiwan dan bij Tokyo.

Ooit het min of meer zelfstandige koninkrijk Riukiu, staat Okinawa sinds medio 19e eeuw onder Japans gezag. Maar ver verwijderd van het machtscentrum hangt het aan de achterste mem. Cultureel gezien is de bevolking ‘gejapaniseerd’, in politiek en sociaal-economisch opzicht veelal gemarginaliseerd en gediscrimineerd.

De vegetatie is er weelderiger, de voeding soberder en de religie meer animistisch. Tot een paar jaar geleden woonden er de meeste 100-jarigen van de hele wereld.

O-BON
We vliegen in de eerste week van september naar het hoofdeiland, waaraan de provincie zijn naam ontleent. Niet voor de zon want die is daar even schroeiend als hier, noch voor de azuurblauwe zee of de weelderige flora, maar voor de viering van O-Bon. Het is een evenement waarin families gedurende drie dagen samenzijn met de geesten van hun voorouders, een eeuwenoude traditie in veel Oost-Aziatische landen. In de rest van Japan vindt O-Bon medio augustus plaats, maar Okinawa houdt vast aan de maankalender en viert het ergens tussen half juli en medio september. 

Een van onze vrijwilligers, Riku, is er geboren en getogen en woonde er samen met Shinka tot ze – door ambitie gedreven – drie jaar geleden naar Nara verhuisden. Hun hart ligt er echter nog steeds, evenals Riku’s voorouders. Zij voelen het dan ook als hun heilige plicht daar O-bon te vieren. Nieuwsgierigheid naar wat dat betekent brengt ons op het idee om in dezelfde tijd als Riku en Shinka naar Okinawa te reizen en iets van de viering mee te maken. Riku waardeert dit zozeer dat hij de hele reis voor ons organiseert.

OORLOGSKERKHOF
Als alle geesten van Okinawa’s oorlogsdoden zich er op één moment zouden verzamelen zou het eiland te klein zijn. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog sneuvelen ruim 30 duizend Japanse soldaten in de beslissende slag tussen de Amerikaanse invasiemacht en het Japanse leger. Maar het kost vier keer zoveel burgerlevens. De Japanse militairen gebruiken hen als menselijk schild en op aansporing van datzelfde leger storten duizenden Okinawa bewoners zich als lemmingen van de rotsen of plegen op een andere manier zelfmoord. Het klinkt cynisch, maar onder de oppervlakte is Okinawa één groot oorlogskerkhof, geen familie zonder oorlogsleed. Wij kunnen en willen deze tragische geschiedenis niet ontlopen en bezoeken met Riku en Shinka het Nationale gedenkpark met het museum dat de oorlogsgeschiedenis vertelt. Even staan we stil op de klif van waaraf zo veel eilandbewoners zich het leven benamen.

De gruwelen die we voordien al in een kunstmuseum op doek verbeeld hadden gezien zien we nu aan de hand van foto’s, objecten, kaarten en maquettes. In een honderdtal videofilms doen overlevenden hun verhaal, waarvan ik er een aantal dankzij engelse ondertiteling kan volgen. Stuk voor stuk een deprimerende bevestiging van het cliché dat onschuldige burgers altijd het eerst en vaakst slachtoffer zijn van oorlog en politiek geweld, helaas tot op de dag van vandaag. 

Het live verslag van een 99-jarige overlevende – een dag eerder – biedt wat tegenwicht en staat voor de enorme veerkracht van de geteisterde bevolking. We zitten in een piepklein eettentje op het nabijgelegen eilandje Kudaka wanneer een vitale senior plaats neemt aan een tafeltje achter ons. Blijkbaar vaste klant schotelt de uitbater hem ongevraagd een bordje noedels voor.
Nooit verlegen om ouderen aan te spreken lokt Hiroe hem uit z’n tent. Hij hapt toe en steekt van wal. Als 14-jarige in het Japanse leger gedwongen, is hem ingeprent zelfmoord te plegen in plaats van zich over te gegeven aan de ‘barbaarse Amerikanen’. Maar hij en zijn makkers proberen hun vege lijf te redden door ’s-nachts zwemmend van Okinawa naar Kudaka te vluchten. Veel van zijn kameraden sneuvelen door Amerikaans mitrailleurvuur tijdens die 14 kilometer lange overtocht. Hij bereikt heelhuids de overkant. Nauwelijks bekomen van deze ontsnapping wordt hij opnieuw gedwongen en op dezelfde manier te vluchten maar nu in omgekeerde richting. Ook die overtocht overleeft hij.

Een rasverteller. Aan zijn noedels komt hij niet meer toe. Ook zijn na-oorlogse leven rolt over zijn lippen. Actief geweest in allerlei maatschappelijke functies. Hij trekt langs scholen met zijn oorlogservaring en een pacifistische boodschap. Trots meldt hij de veerdienst tussen de eilanden Okinawa en Kudaka opgezet te hebben en nog steeds de CEO te zijn van de rederij die deze dienst onderhoudt. 

Dan pakt hij de drie-snarige sanshin die naast zijn tafeltje aan de muur hangt en begint al tokkelend op het instrument het ene na het andere lied te zingen. Vol overgave.

INNERLIJKE RIJKDOM
Riku laat onze reis opzettelijk beginnen op Kudaka-eiland om ons een beetje vertrouwd te maken met het volksgeloof van Okinawa 1. Het verhaal gaat dat Godin Amamikyo er aan land ging en van daaruit alle andere Okinawa eilanden schiep. Traditioneel onderhouden vrouwelijke priesters er contact met geesten en goden.

Per auto voert een gids ons langs verschillende ‘Utaki’ oftewel heilige plekken. Een stukje open bos, een inham langs de weg, stukjes strand. Niets opzienbarends.  Stond er geen bord dan zou je er zo aan voorbij gaan. De gids vertelt Hiroe en Shinka over locale goden en geesten, ik volsta met engelstalige tekstjes op de borden. Onze tour eindigt bij een paar onopvallende witgepleisterde gebouwtjes. Van binnen even kaal als van buiten. Er is wel iets van een altaar aanwezig en een stookplaats waar de vuur-god zou huizen, maar voor het overige niets dat op religie wijst. ‘Hoe soberder de buitenkant, hoe rijker het innerlijk’ flitst door mijn hoofd.

 Sober, maar alles behalve bescheiden van omvang, zijn de graven: soms eenzaam ergens in het groen langs de weg, dan weer gegroepeerd tot een knus ‘dodenwijkje’. Enorme bouwwerken, meestal van beton, met een ‘voorpleintje’, waar familie picknicks met de vooroudergeesten houden. Oudere graven hebben ook nog een hoefijzervormige bovenkant. Dit zou de baarmoeder moeten voorstellen, waarin de overledenen terugkeert om de levenscyclus te voltooien.

DANSEN OP LEVEN EN DOOD
Tijdens de drie O-Bon dagen zijn scholen en veel zaken gesloten. Mensen hebben vrij om het (groot)ouderlijk huis te bezoeken en met andere familieleden voorouder-geesten te verwelkomen, er samen mee te eten, te drinken en ze op de derde dag – bij volle maan –  weer uit te zwaaien. Riku’s voorouderlijk huis bestaat niet meer. Oma en ouders zijn verhuisd naar een modern appartementencomplex waar ieder op zichzelf woont.

We gaan wel even bij Riku’s grootmoeder langs. Slecht ter been maar helder van geest vormt ze letterlijk het middelpunt van het gezelschap. Een echte ‘mater familias’ die vanaf haar sponde de lakens uitdeelt. We worden hartelijk onthaald met een kop noedelsoep en maken er kennis met zijn ouders. Een O-bon viering maken we daar niet mee, die blijft binnen de familiekring.

Wel maken we al vast kennis met de traditionele eisa-dans 2., die tijdens O-Bon overal op straat en op pleintjes door allerlei locale gezelschappen wordt uitgevoerd. En Hoe! Voorop muzikanten, electronisch versterkt. Dan groepen dansers en drummers. Energiek en op de seconde gelijk slaat ieder op zijn trom, zingen allen uit volle borst, en dansen simultaan, ook de drummers. De groep beweegt als één geheel zoals spreeuwenwolken in de lucht. Nog steeds eerbetoon aan de voorouders begint de eisa toch hier en daar meer levende toeristen dan dode geesten te behagen en sluipen competitie en commercie binnen.

De volgende ochtend brengen we met Riku en zijn moeder een bezoek aan het familiegraf van moeders kant, ergens ver weg aan de voet van een helling. Zoals overal: een kaal betonnen bouwsel. Geen versiering, namen, data, of herinneringstekens, niets. Overhellend groen fleurt de doodse plek wat op. Moeder en zoon verwijderen gevallen blad waarna we gezamenlijk in stilte de voorouders gedenken. Dit vredige eerbetoon verhult intussen een familie-dispuut over de toekomst van graf en O-Bon viering. De zorgplicht daartoe rust bij Riku’s oom en zijn oudste zoon. Maar die wonen in het verre Tokyo en laten het afweten. Met hen wil een deel van de familie een punt zetten achter het gebruik en het graf ruimen, een ander deel wil voortzetting van de traditie. Geen uniek geval. Familiebanden worden losser, jongeren trekken naar steden en vervreemden van wat hun (voor)ouders generaties lang in stand hielden. 

ACTIVISME
Onze O-bon trip is alles behalve een treurtocht, eerder een plezierige reis die ook langs plekken voert waar Riku en Shinka ooit woonden, die ze veel bezochten of waar ze uitgingen. Zo belanden we in muziekcafé  ‘Okinawan’ uitgebaat door voormalige zangeres Rumi, een echte mama-san 3.. Met een doorleefde ‘soul-stem’ geeft ze orders aan Shinka en enkele van Shinka d’r vriendinnen. Zelf troont ze voor de bar en laat de jongelui draven. Er druppelen mensen binnen met een muziekinstrument en tegen de avond klimt de een na de ander op een barkruk in het deel dat dienst doet als muziekpodium. Op een stel uit Tokyo na, allemaal locale ‘troubadours’, die elkaar kennen. De meesten, waaronder Shinka, zijn singer-songwriter en brengen eigen werk ten gehore. In het Japans. 
Tijdens de optredens krijgen we (weer) ‘Okinawa soba’ voorgeschoteld, de rijk gevulde soep met noedels en varkensvlees. Een specialiteit die – in lichte varianten  – tot nu toe dagelijks op ons menu staat en me doet afvragen waarom vlees op een eiland in volle zee voorkeur geniet boven vis 4.. 


In het café-rumoer ontgaat me dat twee van de muzikanten actief zijn in het burgerprotest tegen verplaatsing van een Amerikaanse basis op Okinawa. Dat wordt de volgende dag duidelijk als we hen opnieuw tegenkomen in een dorp vlakbij de bouwlocatie. We rijden eerst langs kilometers hekwerk rond ‘n Amerikaans legerkamp. Al decennia lang een doorn in het oog van de locale bevolking. Een van de twee activisten vertelt wat er aan de hand is en deelt ter ondersteuning een paar A4tjes uit. Langs de kust wordt een kunstmatig stuk land aangelegd ten behoeve van een nieuwe basis. Zand daarvoor wordt elders op het eiland gewonnen. Zand, waarin soms nog beenderen van gesneuvelden uit W.O.II, de wrange bevestiging van Okinawa als oorlogskerkhof. Bewijzen en berichten hierover schokken de bevolking en wakkeren het protest aan. Ondanks langdurige en felle weerstand van burgers en locale politici duwt ‘Tokyo’ de aanleg gewoon door. De rest van Japan laat het koud.

GEHEIME TOMBE
Derde en laatste O-bon dag. Op weg naar zijn vriend Yuuki brengt Riku ons eerst naar een afgelegen natuurgebied. Een prachtig jungle-achtig bos waar het wemelt van grote vlinders en heremiet krabben. Langs een stroompje kronkelt een voetpad omhoog. Via een trap bereiken we ’n grot, die schuil gaat onder grillige bomen en een ‘gordijn’ van luchtwortels, varens, slingerplanten.
De ingang is dichtgemetseld. Inscripties in het cement, een wierook-brander en andere attributen wijzen op een graftombe. Een koninklijk graf nog wel en een die nota bene verbonden is met de voorouders van Riku’s moeders. We horen over een paleisrevolte, een broedermoord en een familiedrama dat zeven eeuwen geleden tot deze geheime tombe heeft geleid 5..

HEMELVAART
Tegen de avond arriveren we bij Yuuki’s familie. Eindelijk een plek waar de vooroudergeesten nog aanwezig heten te zijn. Nog net, want ze worden die avond feestelijk uitgezwaaid. Daarvoor verzamelen we ons in Yuuki’s ouderlijk huis. 

Het is inmiddels donker. Een huisaltaar met foto’s van overleden grootouders, een zichtbaar teken van hun ‘spirituele aanwezigheid’. Ze zijn omringd door bloemen, drank, fruit, suikerriet stengels en schotels vol heerlijkheden. We groeten hen met een buiging en branden wierookstokjes, zoals alle aanwezigen doen. Snel wisselende beelden op een enorm TV-scherm in de naastgelegen keuken trekt storend de aandacht. Niemand kijkt ernaar, alleen mijn ogen kunnen de irritant flikkerende weerspiegeling in alles wat glimt niet ontwijken.

Op initiatief van Yuuki knielt iedereen voor het altaar waarna hij zijn grootouders hardop toespreekt. Hij dankt hen voor hun aanwezigheid in de familie en stelt ons als speciale gasten voor.
Het gezelschap splitst zich vervolgens in tweeën. Op de veranda doen wij, gasten, ons tegoed aan de heerlijkheden die zojuist nog op het altaar stonden, inclusief de onvermijdelijke Okinawa soep. Yuuki en zijn zoon houden ons gezelschap. De rest van de familie geniet binnenshuis van het feestmaal. De sfeer is vrolijk noch ernstig en alle bedrijvigheid heeft iets van een rituele vanzelfsprekendheid. Voor echte levendigheid en rumoer zorgen drie speelse kinderen.

Onverwacht worden we weer rondom het altaar geroepen. Het moment voor de terugkeer van de vooroudergeesten is aangebroken. Yuuki plaatst ieders brandend wierookstokje op het altaar en spreekt de geesten nog eens toe. “ Dank voor jullie komst, een goeie terugreis gewenst, voor onderweg geven we jullie nog wat geld en proviand mee”
Dan worden de bloemen van het altaar gehaald, in een pan gedeponeerd en aangestoken. Er ligt een stapel ‘bankbiljetten’ klaar, waarvan Yuuki er ook een aantal verbrandt 6.. Verder gaan offergaven, zoals de wierookstokjes en sake, in de vlammen. Met het smeulend vuurtje gaat het hele gezelschap naar buiten.

Een wolkenloze hemel. Door een gat in het bladerdak verlicht de volle maan een plek om het afscheidsritueel te voltooien. Yuuki wakkert het vuur in de pan nog eens aan met een flinke stapel nepgeld. Zijn vader plaatst de suikerriet-stengels uit het altaar tegen een boom bij wijze van ‘walking sticks’ voor de hemeltocht. Kinderen volgen de rook die richting sterrenhemel opstijgt en roepen “dag opa, dag oma, goeie reis en tot volgend jaar”!

1.  zie: https://visitokinawajapan.com/discover/traditional-culture/okinawa-spiritual-culture/ 
2.  
zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Eisa_(dance). Op YouTube zijn korte filmpjes te zien van
    verschillende Eisa dansen.
3.  
aanspreektitel van een barhoudster, die haar klanten niet alleen van drank voorziet, maar
   hen ook een gewillig oor leent voor hun wel en wee.
4.
Het zou te maken hebben met enerzijds het warme en vochtige klimaat dat de
   houdbaarheid van vis beperkt en anderzijds met de culinaire invloed van het nabije China.
   Okinawa bewoners eten veel minder vis en schaaldieren dan in de rest van Japan;
   ‘Habu’ (zee-slang) is wel een populair gerecht in Okinawa.
5. De eerste Riukiu koning zou samen met zijn vader door zijn jongere broer zijn

   gedood. De derde zoon, die gehuwd en geadopteerd was in een andere familie,
   begroef heimelijk zijn vermoorde vader en oudste broer en nam de voorouderverering op
   zich. Zijn afstammelingen erfden deze zorg. Riku’s moeder is een verre, verre nazaat uit
   deze familie-tak.
6. Het verbranden van nep-geld is van oorsprong een Chinees gebruik bij begrafenissen.