DE DAIMONS

Aan allerlei omgevingsgeluiden ben ik zo gewend dat ik ze niet meer hoor. Maar één geluid blijft tegenwoordig mijn aandacht trekken, namelijk dat van de metalen roldeur van de buurman z’n garage op zo’n 60 meter van ons huis. Het is een grote uit plaatmateriaal opgetrokken constructie onder aan de voet van het plateau waarop zijn huis staat. In die garage staan zijn camper en personenauto gestald. Vanuit mijn zolderkamertje kijk ik pal op zijn mooi in het groen gelegen huis en zie de buurman geregeld op en neer naar de garage lopen. Aanvankelijk alleen als ik toevallig uit het kleine raam kijk, maar sinds enige tijd ben ik er op gespitst. Ook als ik in de moestuin bezig ben op het landje dat ik van hem leen. We groeten elkaar dan of lopen elkaar even tegemoet voor een ‘praatje’. 

Daimon-san is 84 en woont al geruime tijd alleen in dat grote huis. In het voorjaar van 2019 overlijdt zijn echtgenote in een verpleegtehuis, waar ze  acht jaar lang als coma-patiente werd verzorgd. De zoveelste tragische gebeurtenis in de man zijn leven. Eerder al was hij bij een auto ongeluk zijn zoon verloren. En verder liep het huwelijk van zijn dochter op de klippen. Het geluk van kleinkinderen is hem wellicht om die reden evenmin ten deel gevallen. Hij spreekt met zachte stem die vaak trilt van ingehouden verdriet. 

Toen Daimon-san nog vrijwel dagelijks zijn vrouw bezocht bood hij me wel eens een lift aan naar Nara stad waar ik Japanse lessen volgde. Tijdens die twintig minuten durende rit bestond onze conversatie meestal uit een korte vraag van mijn kant en een lang antwoord van de zijne. Moest mijn hersenen altijd laten kraken om er iets van te begrijpen. Toch leek hij zich wel met mij te amuseren. Behendig en met zichtbaar plezier manoeuvreerde hij ondertussen zijn grote Lexus door de smalle straatjes van Nara. Hij zat graag achter het stuur.

Met een achterbank vol boodschappen parkeerde hij wekelijks zijn auto tot vlak voor het pad naar zijn voordeur. Aan elke hand een flinke vracht tassen sleepte hij zijn inkopen naar binnen. Als ik dit tafereel zo vanaf mijn schrijftafel gadesloeg vroeg ik me wel eens af hoe lang hij dit nog vol zou houden.

Op een gegeven moment zie ik hem meteen bij terugkeer aandachtig zijn auto inspecteren. Een flinke deuk in de linker zijflank! Hij staat er heel lang naar te kijken, soms op afstand dan weer met zijn neus er bovenop. Aan elke beweging en houding is af te lezen dat dit een ramp voor hem betekent. ‘De mentale deuk is ernstiger dan die blikschade’ schiet mij door het hoofd. Geen loze inschatting naar blijkt. De auto verdwijnt in zijn garage om er nooit meer uit te komen. De Lexus staat nu keurig naast de camper, die hij bij zijn pensionering kocht om samen met zijn vrouw reisjes door Japan te maken. Maar haar ziekte doorkruiste deze plannen. De camper is zodoende amper van zijn plaats geweest. 

Een paar maanden na het overlijden van zijn echtgenote zien we af en toe een vrouw schichtig door de tuin bewegen. We vernemen later dat het zijn dochter is, die voortaan een aantal dagen per week bij hem woont. Zij schuwt elk contact. Zelfs toen ik haar ooit noodgedwongen moest passeren op het smalle weggetje langs hun huis, draaide ze me schielijk haar rug toe en beantwoordde mijn groet slechts met een kort knikje. Schaamte over haar mislukte huwelijk? Persoonlijkheidsstoornis? Beide?
Misschien niet het meest ‘opbeurende’ type voor haar vader maar ze houdt in elk geval een oogje in het zeil en dat is voor de kwetsbare Daimon-san geen overbodige luxe.

Hemelsbreed nog geen 200 meter hier vandaan ‘woont’ een andere Daimon-san. Hij is 86 en runt een shiitake kwekerij op de bergkam aan de overkant van ons voedselbos-in-spe. Ter onderscheiding noem ik hem hier D.S.
De twee Daimons zijn verre verwanten van elkaar  – hun overgrootvaders waren broers –  maar hebben verder weinig gemeen, zijn eerder elkaars tegenpool. 

D.S. heeft gedurende een groot deel van zijn leven ‘de bloemetjes buiten gezet’ en geniet alom een reputatie als rokkenjager. Zijn vrouw heeft hem na de zoveelste escapade dan ook de deur gewezen. Sedertdien bivakkeert hij op zijn kwekerij, niet ver van de echtelijke woning waar ook D.S. junior met zijn gezin woont. 

We wonen hier amper een maand als D.S. in zijn onafscheidelijke mini vrachtwagen stapvoets langs rijdt, nieuwsgierig naar wie er zijn neergestreken. Hiroe gaat direct op hem af en maakt zo kennis. D.S. praat er levendig en lustig op los, haar ondertussen monsterend. Wat weet hij over ons huis en zijn vroegere bewoners willen wij weten. Maar daarover worden we niet veel wijzer. Hij is vooral geïnteresseerd in ònze plannen. Als Hiroe het woord ‘café’ laat vallen twinkelen zijn pretoogjes: hij ziet accuut handel als leverancier van verse shiitake. 

We weten wel dat achter het groen aan de overkant van de vallei zijn kwekerij ligt, maar horen er nu wat saillante details over. Begonnen in een klein schuurtje zag D.S. in de snel groeiende paddestoelen een gouden business. Hij breidt zijn bedrijf dan ook schielijk uit met een vijftal grote loodsen. Iets te ambitieus blijkt al gauw want de zaak gaat binnen de kortste tijd op de fles. Maar zijn humeur lijdt er allerminst onder en onlangs grapte D.S. junior nog dat zijn vaders vitaliteit te danken is aan de schulden waarmee hij sindsdien zit opgezadeld.

D.S. vertelt zonder gène of grief door zijn vrouw uit huis te zijn gezet om haar vervolgens ook nog de hemel in te prijzen, ze is ‘zó slim, zó sterk’. Of het de charmeur in de ouwe D.S. is weet ik niet, maar hij laat er meteen op volgen dat hij in Hiroe dezelfde kwaliteiten herkent als in zijn ega. Het compliment is is hem vermoedelijk ingegeven door de curieuze ontdekking dat Hiroe en zijn vrouw – oh toeval! – precies dezelfde voor- èn achternaam hebben!  Als we later ook met haar kennismaken is één ding zonneklaar: met die naam houdt elke overeenkomst op.

Een jaar na het overlijden van Daimon-sans echtgenote vindt – traditioneel -een Boeddhistische herdenking plaats voor het huisaltaar. In de loop van de ochtend parkeren enkele auto’s vlakbij zijn huis, waaronder die van de ‘obou-san’ de Boeddhistische priester, herkenbaar aan zijn ornaat en kale kop. De mini truck van D.S. staat er ook tussen. Iedereen is in het zwart. Na een goed uur vertrekt de obou-san; zijn taak – het reciteren van soetra’s en branden van wierook – zit erop. De rest van het gezelschap geniet verder van het eten en drinken, dat de cateraar een dag eerder heeft bezorgd. In de loop van de middag vertrekt de ene na de andere gast. Alleen het vrachtwagentje van D.S. blijft staan.

Rond de klok van zessen als het bijna donker is en we op het punt staan aan het avondeten te beginnen schuift de voordeur open en horen we de luide stem van D.S. Straalbezopen strompelt hij naar binnen in de kennelijke veronderstelling dat hij in het café is beland waarvan Hiroe gewag maakte bij de kennismaking. ‘Koffie, koffie’ roept hij terwijl we hem op de dichtstbijzijnde stoel planten. Op zijn stem na herken ik hem amper in zijn zwarte kostuum, gladgeschoren gezicht, zonder cap en met kunstgebit. Ik bied hem sterke koffie aan en Hiroe schuift een bord rijst met curry onder zijn neus. Maar koffie noch curry dragen bij aan de ontnuchtering en bevorderen al evenmin de samenhang in wat hij zegt. Hiroe belt uiteindelijk zijn zoon, die vijf minuten later arriveert om zijn vader op te halen.
D.S. junior verontschuldigt zich voor het gedrag van zijn vader en neemt hem mee. In de week erna levert D.S. een flinke partij verse shiitake af.

Niet veel later belandt Daimon-san per ambulance in het ziekenhuis. Van D.S. die toevallig langsreed toen de ziekenauto voor de deur stond, vernemen we dat hij een tia heeft gehad. We zien Daimon-san enige tijd niet en kunnen nergens naar zijn toestand informeren. Maar als hij uiteindelijk opdaagt en weer zijn gangetje naar de garage maakt spreekt Hiroe hem aan. Hij is sterk vermagerd en kijkt wat wazig uit zijn ogen. Op d’r vraag hoe het met hem gaat reageert hij alsof hij het in Keulen hoort donderen. De ziekenhuisopname en alles wat er omheen gebeurde vormt blinde vlek in zijn geheugen. 

Sindsdien hou ik Daimon-san in de gaten, vanuit mijn zolderkamer of moestuin. Hij loopt onzeker, blijft vaak doelloos staan en tuurt dan wat in de verte. Tegenwoordig daalt hij vrijwel dagelijks, soms meerdere keer per dag, af naar zijn garage, staat er minutenlang voor de deur te puzzelen met sleutels. Piepend en ratelend gaat de dubbele deur omhoog. Auto en camper staan met hun neus naar de straat, rijklaar.

Ik begon me ondertussen af te vragen wat Daimon-san telkens in zijn garage uitspookt. Tot ik hem achter het stuur van zijn Lexus zie zitten en denk: Daimon-san is virtueel op pad, hij toert door de smalle straatjes van Nara, op weg naar zijn vrouw aan wie hij een reisje met de camper voorstelt ……

VOEDSELBOS 2

We houden de weersomstandigheden scherp in de gaten. Het zou fijn zijn de schoonmaak-actie van het terrein ‘droog’ te kunnen voltooien. Ook om het maaisel te kunnen verbranden en daarin zoete aardappelen te poffen voor bij de koffie ’s-middags. ‘Yaki-imo’ heet zo’n versnapering en verwijst naar een traditie uit het pré-plastic tijdperk toen plattelanders de overgang van herfst naar winter nog ‘vierden’ met zoete aardappelen te poffen in het vuur van  bijeengeharkt tuinafval. Onze moderne stedelingen verheugen zich erop. Maar helaas. Twee dagen voor de vrijwilligersploeg zich weer meldt regent het pijpenstelen. Jammer van de ‘Yaki-imo’. We troosten ons met de gedachte dat het beter is alle troep te laten liggen als bodembedekker: remt  onkruidgroei en vormt humus voor de grond.

Een uur later dan de vorige keer gaat dezelfde club mensen weer aan de slag. Iets kleiner in aantal en met één nieuw gezicht. Opnieuw stralend weer. In het buitenfornuis knispert weer een vuurtje. Hiroe verzorgt met vriendin Fumi-san de lunch, die dit keer bestaat uit maaltijdsoep, ‘onigiri’ (rijstballen) en diverse groenten uit eigen tuin.

‘Singer-songwriter’ Haru-chan is ook weer van de partij en kan het moment niet afwachten om mij via de smartphone zijn gloednieuwe ‘Edible forest’ lied te laten horen. In het Japans. Later krijg ik de engelse vertaling. 

De dorpssirene van 15.00 uur betekent die zondag einde van de werkzaamheden. Nosaki-kuns inschatting de schoonmaakklus binnen een paar uur te klaren was gebaseerd op drogere omstandigheden. Enkele ongerepte en natte hoeken herinneren nu nog aan de wildernis van voorheen. Niettemin blikt iedereen tevreden terug op de gedane arbeid en het terrein: de omvang van het toekomstige bos is mooi zichtbaar, de groene begrenzingen contrasteren met het verdorde en geslonken maaisel, de verschillende terrasniveaus in het perceel tekenen zich weer af. 

Tijdens de koffie laten we een You Tube filmpje zien waarin Wouter van Eck, pionier en initiatiefnemer van het eerste Nederlandse voedselbos (Ketelbroek, Groesbeek), vertelt over zijn initiatief. Hiroe vertaalt en geeft toelichting. Sommigen maken aantekeningen. Ze verbazen zich over de platheid van het Nederlandse landschap en zijn vooral onder de indruk van de snelheid waarmee een uitgeputte maisakker na zeven jaar al een bos is, waaruit geoogst kan worden. In één klap is iedereen duidelijk wat ons voor ogen staat met het voedselbos. Het filmpje en gesprek erover wakkeren het enthousiasme verder aan. Voor de volgende activiteit – ruim een week later – staan mensen dan ook al weer in de rij. Eigenlijk is dat geen activiteit, maar een instructie, die – vooral de hoveniers in het gezelschap – nieuwsgierig maakt. 

Het begint te schemeren en net als iedereen op het punt staat om naar buiten te gaan om ‘kaki’ te plukken, kruisen mijn ogen die van Haru-chan. Het ‘Edible Forest’ lied!!!’ schiet me te binnen en ik sluit zijn smartphone aan op onze speakers.
Begeleid door een rammelende gitaar horen we hem zingen:

(in engelse vertaling:)
People and nature spend time together 
while digging through the rough ground
to become an edible forest
mow the grass together
The sunlight shines through the wind
The seasons begin to change
Edible Forest – Forest that grows from here
Edible Forest – A Forest connected from here.

Of het ooit ons clublied wordt valt nog te bezien, maar een daverend applaus is zijn deel. Het oogsten van de kaki is een mooie afsluiting van de dag. De oranje vruchten zijn in het schemerlicht nog net herkenbaar als kerstballen aan kale takken. Met goed gevulde manden keert iedereen huiswaarts.

Een week later, maandag 16 november. Al vroeg in de ochtend arriveert Kushi-san, specialist in grondverbetering. Hij wordt vergezeld van Kikuko-san, waarvan we dan nog moeten uitvinden of zij zijn assistente, vriendin of concubine is in verband met overnachting in ons gastenverblijf. Ze hebben er zo’n 250 kilometer opzitten. We leerden hen kennen tijdens een workshop in Okazaki, begin oktober. Kushi-san demonstreerde daar de toepassing van zijn grondverbeteringsmethode, ontwikkeld samen met een collega die er een boek over schreef.

Dankzij diepe gaten en geulen, gevuld met lokaal voorhanden organisch materiaal wordt de bacteriologische ontwikkeling in de bodem gestimuleerd evenals de groei van ondergrondse schimmelnetwerken. Allemaal essentieel voor een goeie waterhuishouding en dus de basis voor een gezond bos. De methode is al op diverse plekken in Japan met succes toegepast.

Terwijl we nog aan de ochtendthee zitten druppelen de vrijwilligers binnen. Nosaki-kun, spil van het team, had aanvankelijk twee of drie mensen gevraagd, maar uiteindelijk komen er tien. Drie hebben er zelfs een vrije dag voor genomen, waaronder Onishi-san de provincie ambtenaar en ICT-er/singer-songwriter Haru-chan. Ook de makelaar, Okaze-san, is weer van de partij.

Vòòr de middag gaan we met de bodemspecialist op veldonderzoek: omringd door de hele club doorkruist Kushi-san het terrein van boven tot onder en van links naar rechts. Op allerlei plekken duikt hij naar de grond om ondergrondse waterbewegingen of het gebrek daaraan vast te stellen. Zonder schop of ander gereedschap, puur op het oog.

Het bovenste terras grenst aan de nog hoger gelegen moestuin van onze buren. Twee jaar geleden spoelde het talud daarvan bij hevige regelval naar beneden. Met een vette overheidssubsidie gerepareerd schoof dezelfde grond dit jaar om dezelfde reden opnieuw omlaag. Een beter praktijkvoorbeeld kan Kushi-san zich niet wensen. Het is ‘water naar de zee dragen’ als de bodemstructuur niet verbetert betoogt hij met een bezwerende vinger in de richting van een nòg hoger gelegen helling, waarvan de grond eveneens verzakt. 

Op enkele plekken lopen betonnen afwateringsgoten dwars door het terrein. Die moeten er eigenlijk uit. Beton is een vloek in de grondfilosofie van Kushi-san. Niet alleen van hem. Toch blijft de Japanse politiek ‘in beton gegoten’: al meer dan een halve eeuw spekken bouwbedrijven de verkiezingskas van (lokale) politici in ruil voor opdrachten om onder meer rivieroevers, zeeweringen en berghellingen te betonneren. Wat politiek-economisch gezien een win-win situatie is, is voor natuur, bodem(leven) en landschapsschoon zonder meer verlies. Ongebreidelde asfaltering en betonnering zijn mèt bosverwaarlozing in Japan steeds vaker oorzaak van desastreuze wateroverlast en grondverschuivingen. 

Al met al is Kushi-sans diagnose betreffende ons terrein duidelijk: de grond heeft last van ‘verstopping’, is één vast geklonken massa. Remedie: zijn methode van grondverbetering .

Na de lunch schaart iedereen zich nog eens rond Kushi-san maar nu aan tafel om dieper op het herstelplan in te gaan. Op een groot vel papier schetst hij een plattegrond en dwarsdoorsnede van het terrein. Vervolgens markeert hij tal van plaatsen waar drie meter diepe gaten moeten komen, volgestouwd met boomstammen, takken en groenafval en bestrooid met bamboe-houtskool. Dat brengt lucht en leven in de bodem! Het gezelschap hangt aan zijn lippen alsof het om een spannend verhaal gaat. 

Diagnose gesteld en behandelplan gepresenteerd. We gaan voor een ‘grondige’ aanpak en laten er geen gras (meer) over groeien: vlak na nieuwjaar zal de operatie plaatsvinden.

De vaart blijft erin, hoe traag een voedselbos ook tot stand komt.

VOEDSELBOS 1

Zondagochtend 25 oktober. Tegen 9.00 uur meldt zich bij ons een groep van overwegend jonge vrijwilligers, gerecruteerd door Nosaki-kun, een geboren netwerker en organisator. Twaalf mensen gaan aan de slag met bosmaaiers, kapmessen, sikkels en snoeitangen om bijna een halve hectare te ontdoen van meters hoog woekerend onkruid, bamboe en riet. Drie ontfermen zich over de keuken om te zorgen voor een warme lunch en avondmaal. De eerste stap op de lange weg naar het realiseren van een ‘voedselbos’. Het is stralend weer, iedereen heeft er zin in. 

Nosaki-kun geeft instructies en verdeelt de groep over het terrein met onderlinge afstand om elkaar niet het gras voor de voeten weg te maaien of erger. Het terrein ligt aan de voorkant van ons huis en bestaat uit een piepkleine valei met van oorsprong terrasvormige rijstveldjes, ingeklemd tussen stijle, beboste hellingen en een hoger gelegen weg. Het geluid van zes bosmaaiers stijgt eruit op als het gezoem van een enorme zwerm bijen. Jarenlange verwaarlozing hebben het groen welig doen tieren en tot  een paradijs gemaakt voor wilde zwijnen, slangen, schildpadden, kikkers en andere dieren. Hier en daar zijn de afwateringsgeulen dichtgeslibd en waterplassen ontstaan. Twee kaki-boomjes, die zo maar ergens verloren staan zijn compleet verdwenen onder ‘kuzu’ een snelgroeiende kruip-, klim- en wurgplant, die alle andere vegetatie met z’n groene tentakels ‘inpakt’. Eenmaal uit zijn wurggreep bevrijd blijken er nog enkele vruchten aan te zitten ook. Een oude met stenen gestapelde muur wordt weer zichtbaar en verborgen afwateringen komen tevoorschijn. Na verwijdering van slib en riet begint het water weer te stromen. 

Zonder collectieve pauze werkt iedereen door tot klokslag 12.00 uur de dorpssirene loeit. Signaal voor de lunchpauze. Het middagmaal – pasta met diverse sausen en salade – is ondertussen klaargemaakt door Maïko en Kaede, bijgestaan door Hiroe en vriendin Fumi-san, hoewel die rolverdeling in de praktijk eerder omgekeerd is. 

Voor het eerst gebruiken we de ‘kudo’, een traditioneel houtgestookt fornuis, dat nu buiten maar vroeger in de keuken stond. Voor grote partijen handig om water, rijst of in dit geval spaghetti in te koken.

Als piranha’s stort het gezelschap zich op de pasta. Er wordt weinig gesproken, maar met het legen van de borden neemt de conversatie toe. Ik zit naast een ICT-er die behalve een mondkapje vrijwel continue oordopjes in en een hoedje over z’n oren draagt. Bij aanvang van het werk vroeg hij me al of ook ik naar muziek luisterde omdat ik oorbescherming droeg in de vorm van een koptelefoon. 

Klaar met het eten spreek ik hem in m’n beste Japans aan. Hij reageert vlot in het engels alsof hij op mijn aanspraak zat te wachten. Als een schooljongen die later prof voetballer wil worden vertelt hij in zijn vrije tijd ‘singer-songwriter’ te zijn èn via internet Bahasa Indonesia te studeren. Vanwaar die combinatie? Muziek blijkt zijn passie: teksten schrijven, melodieën verzinnen, uitvoeren met zijn eigen stem en gitaar, opnemen en weer afdraaien zoals vandaag tijdens het maaiwerk. Aan het eind van de werkdag laat hij me een fragment van zijn muzikale hobby horen: ik hoef mijn ogen niet te sluiten om hem in een piepklein volgepropt kamertje te zien, waarin eenzaamheid zijn metgezel is. Tijdens de koffie om 1500 uur zit hij alleen op de bank in de hal, waar de middagzon een felle lichtstreep trekt. Even later toont hij me trots een mooie foto van zijn koffiekopje, genomen precies op het moment dat die zonnestraal het porselein doorschijnt. Vlak voor het avondeten vertrouwt hij me nog zijn grootste wensdroom toe: de uitvoering van zijn in het Indonesisch geschreven lievelingssong tijdens zijn begrafenis. Ik schat zijn leeftijd op 35 jaar.

Terug naar het gezelschap, dat voldaan en met hernieuwde energie weer aan de slag gaat. Behalve Okaze-san, de makelaar, van wie we in 2017 huis en grond kochten. Hij houdt het maaiwerk voor gezien wegens rugklachten. Zijn vrijwillige betrokkenheid bij alles wat wij met het onroerend goed (willen) doen is ongekend. Het was zijn idee om het terrein onkruidvrij te maken. Die halve hectare behoort wel bij ons huis en we hebben er de vrije beschikking over, maar het staat niet op onze naam. Dat vereist namelijk een officiële registratie als ‘boer’. Een administratieve formaliteit, maar toch. De schoonmaak moet de commissie, belast met controle op gebruik van landbouwgronden, overtuigen van onze serieuze intentie te gaan ‘boeren’. 

Rond half vijf verdwijnt de zon achter een bergkam Westwaarts van het dorp. Einde werkdag. De hele klus is voor 85 procent geklaard, een enorme prestatie voor mensen waarvan het merendeel amper tuingereedschap aanraakt. Geen zucht of klacht van vermoeidheid. Vanuit de keuken lokt de geur van curry de werkploeg naar binnen. Japanners zijn gek op curries en om de smaak van het platteland kracht bij te zetten is die van vandaag gebaseerd op wilde zwijnenvlees. Voordat de goegemeente aanvalt bedanken wij hen uitdrukkelijk voor hun inzet. Aansluitend een rondje waarin iedereen zich kort voorstelt. Dan pas vernemen we wat voor bont gezelschap rond de dis verzameld zit en van hoe ver sommige mensen zijn gekomen. Studenten, diëtiste, architect, ambtenaar, ICT-er, hovenier. Het merendeel is vrijgezel, reden om Nosaki-kun naderhand eens te polsen over de motieven van deze jongelui om hun schaarse vrije tijd aan zwaar tuinwerk op te offeren. Volgens hem op de eerste plaatst om het plezier samen een – fysieke – klus te klaren, zeker met het oog op een toekomstig voedselbos. Maar het toevallig treffen van een mogelijke huwelijkskandidaat sluit hij niet uit. Zo heeft hij de indruk dat verschillende meiden een oogje hebben op de ‘knappe jonge ambtenaar’ .

Het avondmaal verloopt geanimeerder dan de lunch. Het gezelschap is wat losser en meer ontspannen. Tegen het einde doet Nosaki-kun een oproep voor deelname aan een tweede – kortere – werkdag op zondag 8 november om het karwei te voltooien. Ook staat dan de pluk van rijpe ‘kaki’ – elders op het terrein – op het programma als voorproefje van het voedselbos. Aan enthousiasme geen gebrek, maar sommigen hebben andere afspraken. ‘Mondai nai’ – geen probleem. Een oproep via face-book gaat gegarandeerd voor vervangers zorgen. 

Met een ‘doggy bag’ vol overgebleven rijst en groenten vertrekt iedereen op een enkeling na, die helpt bij het afwassen en opruimen. 

In de na-zit stellen we met Nosaki-kun vast dat het een plezierige en vruchtbare dag was. We hopen er een gunstig voorteken in te zien voor verdere plannen en acties op het gebied van ecologie en duurzaamheid.Telkens met de inzet van (jonge) vrijwilligers.

Behalve het meerjarenproject van het voedselbos staat de realisering van een ‘zonnepaviljoen’ op het programma, waarover in een volgende bijdrage meer.

BIOTOOP

Afgelopen tijd veel binnen gezeten. Niet vanwege het virus, maar wegens aanhoudende regen. Zoiets hebben we in voorgaande twee jaren niet meegemaakt. Het regenseizoen is dit jaar extreem en treft heel Japan. Op sommige locaties valt wel 100 – 200 mm per etmaal. Kyushu – in het Zuid-Westen – heeft het ’t zwaarst te verduren met overstromingen en aardverschuivingen. Meer dan 60 dodelijke slachtoffers, duizenden ontheemden, enorme materiële schade. 

Wij mogen – alweer – van geluk spreken, zitten hoog genoeg om droge voeten te houden.

Met een temperatuur van rond 28 gr.C overdag en een relatieve luchtvochtigheid van tegen de 100% is het ‘vies benauwd’. Alle tussendeuren in huis staan open en drie ventilatoren jagen de lucht rond ter verkoeling en ter voorkoming van schimmel. 

Deze huiselijke ‘lock down’ dwingt tot rust maar voelt niet als dwang. Weken lang hard in de tuin gewerkt om het onkruid de baas te worden. Aardig gelukt, maar dankzij het huidige klimaat neemt het onmiddellijk revanche. We zien het met lede ogen aan.

Werk, weer en corona verkleinen de wereld aldus tot onze tuin, ons dorp en directe omgeving. Niets spectaculairs behalve als je inzoomt op de ons omringende uitbundige flora en fauna: we hoeven niet naar een botanische of dierentuin, we zitten er al middenin. Een kleine selectie:

 

 

 

 

CORONA IN JAPAN 2

Eigenlijk gaat deze bijdrage niet over de corona-epidemie, maar over wat deze crisis aan het licht kan brengen. De onverwachte besmettingsziekte test in eerste instantie de managementkwaliteiten van regering en overheidsinstanties. Maar het legt ook onvoorziene knelpunten van het maatschappelijk systeem bloot. Wat het eerste betreft krijgt de Japanse regering een zware onvoldoende van zowel specialisten als gewone burgers. Ook in het buitenland wordt er gehakt van gemaakt. Maar daar wil ik het nu niet over hebben.

Ik focus me op de onverwachte dynamiek die de coronacrisis in het maatschappelijk leven teweegbrengt en baseer mijn bevindingen vooral op wat ik erover lees in (engelstalige) Japanse kranten.

Het uitroepen van de noodtoestand in heel Japan staat ongeveer gelijk met een ‘lock down’ in Europese landen. Met één groot verschil: geen verplichting of dwingende maatregelen, maar dringende adviezen om binnen te blijven, thuis te werken, niet te reizen, afstand te bewaren en handen vaker te wassen. De politie heeft een makkie: minder verkeer, winkeldiefstal, openbare dronkenschap, wel meer huiselijk geweld.

Wie kan werkt vanuit huis is de veronderstelling. Dat blijkt maar voor 16 procent van de werknemers op te gaan. De rest pendelt aanvankelijk nog gewoon naar kantoor of organisatie want kàn eenvoudigweg niet thuis werken. ‘Bedrijfscultuur’, bureaucratische traditie en wantrouwen tegen mensen die niet in levende lijve voor je neus staan moeten eerst overwonnen worden. Ook zitten er hier en daar nog gaten in de digitale snelweg om tele-werken mogelijk te maken.

Het gros van Japanse werknemers valt in de categorie ‘salaryman’*). Zij werken binnen een sterk hiërarchische organisatie**) met afdelingshoofden, subchefs, chefs, onderdirecteuren, directeuren, president en CEO. Collegialiteit binnen je afdeling en loyaliteit aan je baas zijn heilig. Je werkdag zit erop als de baas vertrekt. Kroegbezoek na het werk moreel verplicht ter versterking van je band met collega’s. Je bedenkt geen opdrachten, je krijgt ze. Je communiceert met andere afdelingen of met klanten per telefoon of fax. Je werkt wel op een computer, maar maakt van alles een print. Belangrijke documenten voorzie je van je ‘hanko’ een persoonlijk stempeltje in rode inkt ter grootte van een vingernagel. Je overhandigt dit document aan je afdelingshoofd of chef, die het – bij goedkeuring – van zijn ‘hanko’ voorziet. Hij brengt het vervolgens verderop in de hiërarchie tot het uiteindelijk  – voorzien van alle ‘rode nageltjes’ – bij de directeur belandt. Als zo’n ‘salaryman’ het plots zonder het hiërarchische kader van zijn kantoormoet stellen om in zijn eentje thuis te werken voelt hij zich als een hond, door zijn baas in het bos achtergelaten.
Dit lijkt een karikatuur, maar het is nog dagelijkse werkelijkheid in grote delen van het Japanse bedrijfsleven en bij overheidsinstanties. Tradities worden niet afgeschaft, nieuwe gebruiken eenvoudigweg toegevoegd. Dat maakt Japan interessant, maar soms ook achterlijk. Naast de telefoon komt de fax, met de fax blijven potlood, pen en papier, ook als de computer met randapparatuur zijn intrede doet. Uit angst voor ‘hacks’ en virussen gaan berichten, brieven en facturen per fax of post in plaats van per e-mail. Het arsenaal aan stempeltjes breidt alsmaar uit. Protocollen, wettelijke voorschriften en een jarenlang ingesleten bedrijfscultuur houden dit allemaal in stand. Over efficiëntie maakt niemand zich druk. Het duurt dan ook weken voor het percentage thuiswerkers is opgekrikt naar zo’n 70 procent. Telecom-, electronica- en computerbedrijven varen er wel bij. Een regeringscommissie onderzoekt of het wettelijk voorschrift van de ‘stempel’ – obstakel bij thuis werken – vervangen kan worden door (electronische) handtekening of paraaf, zoals in de rest van de wereld. Maar lobbyisten van de ‘hanko’-industrie bestoken de overheid met petities om de stempelplicht te handhaven en zelfs tot cultureel erfgoed te verheffen.

mijn persoonlijke ‘hanko’ met etui en stempelkussentje

Ondertussen zit de ‘salaryman’ thuis, in een (te) kleine woning, omringd door zijn gezin. De kinderen – al weken thuis – zijn van onderwijs verstoken en als zijn vrouw niet werkloos is claimt ook zij computer en plek om te tele-werken. Aan een krap bemeten ruimte is hij op kantoor wel gewend, maar geen face-to-face overleg met collega’s is vreemd. Vertrouwt de baas hem nog wel nu hij uit het zicht is? Wat moet hij doen zonder zijn aanwijzingen of opdrachten? Uit loyaliteit neigt hij zijn werkdag te verlengen met de tijd die hij normaal kwijt is aan woon-werkverkeer. Bij de zorg om gezond te blijven en de huiselijke vrede te bewaren ziet hij ook nog eens de bui hangen van economische recessie en dreigend ontslag. Om stress te voorkomen vereist het virtuele kantoorwerk een enorme mentale omschakeling. Tot zover de sombere kant van het verhaal. 

Mensen raken gewend aan werken op afstand. Van lieverlee gaat het relaxter en krijgen mensen er zelfs plezier in. Er blijft tijd over. Fijn om onder andere het wereldwijde web en het gebruik van social media eens breder te verkennen. Aan fysiek contact mogen Japanners dan misschien niet zoveel behoefte hebben***) digitaal willen ze wel met alles en iedereen in de wereld verbonden zijn.

Midden in de coronacrisis probeert de regering een dubieuze en gevoelige wetswijziging in het parlement aangenomen te krijgen. Naar de slaapverwekkende debatten daarover op TV kijkt geen hond. Maar via Youtube en discussiegroepen op social media raken zelfs mensen die normaliter niet in politiek geïnteresseerd zijn betrokken.

De ‘tactiek’ van de regering om in de luwte van de crisis een omstreden wetswijziging door te drukken blijkt een misrekening. De ‘lock down’ heeft mensen bekwaam gemaakt in het opsporen van alternatieve informatiebronnen en in het gebruik van sociale media. De oppositie, die in de minderheid is, voelt zich opeens gesteund door een buitenparlementaire menigte van maar liefst tien miljoen burgers, die hun proteststem laten horen via Twitter of Facebook. Nooit eerder vertoond.
Geschrokken van zoveel weerstand trekt de regering zijn wetswijzigingsvoorstel in.

Of deze ‘overwinning van het volk’ een boost aan blijvend politieke bewustzijn oplevert is maar de vraag. Burgers hebben in elk geval geroken aan de macht van social media als verzetswapen. Die dynamiek was onder het uitroepen van de noodtoestand door de regering niet voorzien.

*)   Kijk onder ‘salaryman’ op wikipedia.

**)  De Belgische Amélie Nothomb schreef een hilarische roman over haar ervaringen met hiërarchische        bedrijfscultuur in Japan: Amélie Nothomb, Met Angst en Beven, De Bezige Bij, 2005.

***)  Zie ‘Hitori Botchi’, 1e aflevering van de nieuwe VPRO-serie over Japan ‘Tokidoki’,  gepresenteerd door Paulien Cornelisse, uitgezonden op zondag 17 mei 2020.